1010 24 JUNI 1976 ten van vuil in Bavel door het hele gewest, in het kader van deze discussie in de raad een inte ressant fenomeen. Naar aanleiding van de opmerking dat Nieuw-Ginneken bezwaar heeft tegen het stor ten op deze plaats door instanties van buiten het stadsgewest, wijs ik er voor alle duidelijkheid op dat het gemeentebestuur van Nieuw-Ginneken in contacten met de provincie en met Breda heeft aan geboden een stadsgewestelijke functie voor het storten van vuil te accepteren. Dat is ook niet weersproken. Men heeft van de kant van Nieuw-Gin neken geprobeerd vuil storten van buiten het stadsgewest onmogelijk te maken. Dit streven be rust op een eigen opvatting van het gemeentebe stuur van Nieuw-Ginneken. Gedeputeerde Brugman heeft gezegd dat hij dat niet kan verhinderen, aangezien hem daartoe de juridische werktuigen ontbreken. Voorts heeft de heer Dreef gezegd dat de drinkwatervoorziening, niet alleen voor Breda maar ook voor de randgemeenten, de hoogste prioriteit heeft. Ik kan deze belangrijke opmerking van de heer Dreef onderschrijven. Dit betekent dat het betrokken gebied ook in de toekomst op stadsge westelijk niveau zal moeten worden bewaakt om te voorkomen dat er ontwikkelingen plaatsvinden die de drinkwatervoorziening van Breda en andere ge meenten in gevaar zouden kunnen brengen. Er moet zorg voor zowel de huidige als de toekomstige si tuatie zijn. Anders dan planologisch, is dit ook een zeer belangrijke kwestie. Omdat wij reeds eerder op basis van signalen uit de commissies een beslissing in het college hebben genomen, kan ik zonder nader overleg als reactie op de ingediende motie zeggen dat wij bij het contract van tien jaar met de ontbindende voorwaarde persisteren. Dit houdt in dat wij de aanvaarding van de motie van de heer Dreef en de zijnen ontraden. Mevrouw Koek heeft naar ik meen het stand punt van het college onderschreven, nadat zij ook

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 1010