1018
24 JUNI 1976
proberen in dit soort situaties zelfs de gering
ste kans op vervuiling uit te sluiten. Naar de
mening van onze fracties is dat eigenlijk alleen
mogelijk door na te gaan of er in de buurt van
Breda andere mogelijke stortplaatsen zijn. Daar
toe moeten dan maar initiatieven worden genomen.
Daarnaast wijs ik erop dat wij althans in
de raadszaal nog geen reactie hebben gehoord
op ons voorstel tot het om de vier jaar van de
kant van Breda doen opstellen van een notitie
waarin de verschillende wijzen van vuilverwerking
worden geëvalueerd. Ik meen dat hierop in de com
missie in gunstige zin is antwoord.
Wanneer het mogelijk is op bovengenoemde
punten antwoord te krijgen, zouden wij ons graag
over onze opstelling bezinnen. Ik kondig nu al
vast aan dat voor ons, voordat wij tot besluit
vorming kunnen komen, een korte schorsing nodig
zal zijn.
De heer TEN WOLDE: De heer Welschen heeft om
een reactie met betrekking tot de motie gevraagd.
Daarop ingaand moet ik in de eerste plaats con
stateren dat punt 1 van de motie strijdig is met
het voorgestelde besluit. De heer Welschen heeft
zojuist een betoog tegen de termijn van tien jaar
gehouden, omdat daaraan naar zijn mening bepaalde
planologische aspecten verbonden zijn. In punt
1 van de motie is sprake van het zonder meer af
sluiten van een contract voor vier jaar, waarbij
telkenjare zou moeten worden bezien of het con
tract dient te worden verlengd. Het uitgangspunt
voor de onderhavige stortplaats is naar ik meen
dat er in een leemachtig gebied materialen zijn
afgegraven die voor steenbakkerijen werden ge
bruikt. Nu meen ik ik wil dat technische aspect
graag in het midden brengen dat, zoals men in
het rapport van de Stichting Verwijdering Afval
stoffen kan lezen, in het bijzonder een dergelijk
gebied met betrekking tot een mogelijk contamina
tie met grondwater bij uitstek voor een dergelijke