1020
24 JUNI 1976
instanties en de condities om dat probleem tot
een oplossing te brengen werkelijk wel aanwezig.
Negativisme is naar mijn opvatting geen uitgangs
punt voor beleid.
Met betrekking tot het laatste punt van de
motie heb ik al een toelichting gegeven. Lande
lijk zullen voor bestaande stortplaatsen geen
nieuwe vergunningen op grote schaal worden afge
geven, afhankelijk van nieuwe ontwikkelingen met
betrekking tot alternatieve oplossingen in de zin
van compostering of verbranding, methoden die ze
ker dezelfde, zo niet meer, milieubezwaren met
zich meebrengen als thans de gecontroleerde stort-
methode tot gevolg heeft. De minister heeft zich
via de nota van de Stichting Verwijdering Afval
stoffen achter laatstgenoemde methode opgesteld.
Ik meen enkele technische, inhoudelijke ar
gumenten te hebben aangevoerd, ook met betrekking
tot de milieutechnische externe randvoorwaarden
van de stortplaats, die de motie van de heer Dreef
op dit ogenblik niet acceptabel maken. Vervolgens
wil ik nog een opmerking maken over het verzoek
tot het opstellen van een inrichtingsplan. Ik
meen dat de provincie te kennen heeft gegeven
dat, gezien de uitgestrektheid en de mogelijke
plannen voor de toekomst die in verband met de
leemwinning ter plaatse gelimiteerd zijn, een
waarborg aanwezig is waardoor in de toekomst een
ordentelijke situering in het inrichtingsplan tot
stand zal kunnen komen.
Ik zou nog wel enkele andere overwegingen kun
nen noemen, maar vanwege de tijd en de warmte,
waar ik op dit ogenblik zelf erg veel last van
heb, zou ik nu met de argumentatie willen stoppen.
De VOORZITTER; Dames en heren. Mag het nu zó
ver zijn, dat de heer Van Dun nog in tweede ter
mijn antwoordt?
Wethouder VAN DUNIk zou nog enkele korte
opmerkingen willen maken.