24 JUNI 1976
1021
De heer WELSCHEN: Ik meen dat wij ook om een
reactie van de kant van het C.D.A. hebben gevraagd
en dat de heer Van Duijl op dit ogenblik bereid
is namens het C.D.A. iets te zeggen.
De VOORZITTER: Dat heb ik niet gemerkt, maar
ik constateer nu dat de heer Van Duijl nog in
tweede termijn het woord wenst te voeren.
De heer VAN DUIJL: Graag wil ik nog even in
gaan op het verzoek van de heer Welschen door on
ze mening over de ingediende motie te geven.
In de motie wordt geconstateerd dat Nieuw-
Ginneken om een contract met een looptijd van één
jaar heeft gevraagd. Het is natuurlijk duidelijk
dat er in het geval van een looptijd van één
jaar, telkens eventueel met één jaar te verlengen,
sprake zou zijn van een volkomen nieuw contract.
Het is ondenkbaar dat men de thans voorgestelde
looptijd van tien jaar op korte termijn in een
looptijd van één jaar met een jaarlijkse eventu
ele verlenging zou kunnen wijzigen. Een derge
lijke wijziging zou aanzienlijke financiële ge
volgen hebben, in het bijzonder voor de gemeente
Breda. Nu ben ik van mening dat de raad van Bre
da rekening moet houden met een financieel juiste
afwerking van hetgeen in Breda moet gebeuren. Het
verwondert mij dan ook dat vanavond zeer inten
sief wordt ingegaan op de opmerkingen die van de
kant van Nieuw-Ginneken zijn gemaakt. Ik moet er
op wijzen dat de gemeente Nieuw-Ginneken toch
niet bepaald vandaag van de wijziging van het
contract op de hoogte was; daarover zijn langdu
rige onderhandelingen gevoerd en van de wethou
der heeft men kunnen vernemen dat in die onder
handelingen ook de gemeente Nieuw-Ginneken partij
is geweest. Het verwondert mij dat, nu de gemeen
teraad van Breda voor het al dan niet sluiten van
het contract staat, de gemeente Nieuw-Ginneken om
vijf minuten voor twaalf of liever gezegd: om
één minuut voor twaalf bezwaren ter tafel
brengt. Ik wil niet zeggen dat wij geen aandacht