24 JUNI 1976
1023
mogelijke alternatieve stortplaatsen. Naar mijn
mening geeft dit blijk van overschatting van de
mogelijkheden. Ik herinner in dit verband aan de
rapporten die de directeur van ons vervoerbedrijf
hierover heeft geschreven en ik teken daarbij aan
dat ik bijzonder veel waardering heb voor de wij
ze waarop hij deze problematiek heeft benaderd.
Uit deze rapportage blijkt zeer duidelijk dat
hetgeen in punt 3 van de motie wordt gevraagd
niet binnen één of twee jaar te verwezenlijken
zal zijn. De financiële consequenties zijn zó
groot, dat men niet even binnen twee jaar iets
dergelijks kan doen. Dit verzoek van P.v.d.A./
P.P.R. gaat dan ook mijns inziens te ver.
Op grond van het voorafgaande kan ik zeggen
dat mijn fractie de motie niet zal kunnen aan
vaarden
Wethouder VAN DUN: Mijn antwoord zal nog
korter zijn dan aanvankelijk in mijn bedoeling
lag. De heer Brummelkamp heeft gezegd dat het
contract naar zijn mening slecht is en dat er
drie stukken in het geding zijn, waaraan hij de
vraag verbond hoe het nu precies is gegaan. Laten
wij voorop stellen dat wij weten waar het nu over
gaat: een contract met een ontbindende voorwaarde
die over vier jaar van kracht kan worden en die
de mogelijkheid biedt gezamenlijk tot wijziging
van het contract te komen dan wel over te gaan
tot eenzijdig verbreken van het contract, met mo
gelijke financiële consequenties voor Breda,
waarvan ik een uitleg heb gegeven. Hoe is een en
ander nu tot stand gekomen? De laatste maanden
is bijna dagelijks onderhandeld, niet met de
Grontmij^Breda, maar met de Grontmij-De Bilt.
Door een foute taxatie is op een gegeven ogenblik
een onvolledig stuk naar buiten gegaan en dit
stuk is gewijzigd in relatie tot de feitelijkheid
van de onderhandelingen. Het is niet zo geweest
dat een wethouder plotseling heeft besloten dat
het raadsstuk moest worden gewijzigd. In werke-