24 JUNI 1976
1025
zou ik het volgende standpunt innemenEen loop
tijd van ten hoogste vier jaar is voor het colle
ge, zoals ik in eerste instantie heb betoogd, niet
aanvaardbaar. Een aparte motie die punt 2 zou be
vatten zou volstrekt aanvaardbaar zijn, omdat te
dien aanzien al een toezegging is gedaan. De si
tuatie is overigens niet, zoals de heer Van Duijl
heeft gezegd, dat er al een inrichtingsplan zou
liggen, maar de Grontmij heeft zich in Den Bosch
bereid verklaard op de kortst mogelijke termijn
een inrichtingsplan te maken. Op grond van deze
toezegging van de Grontmij acht ik punt 2 van de
motie volstrekt haalbaar. Naar aanleiding van
punt 3 van de motie wijs ik erop dat het uitgangs
punt nooit kan zijn dat al het mogelijke moet
worden gedaan om binnen één a twee jaar alterna
tieve stortplaatsen in het stadsgewest Breda te
vinden. Ook in de visie van het provinciaal be
stuur is de stortplaats-Bavel een gegeven. Wanneer
er op stadsgewestelijk niveau wordt gestudeerd,
moet men niet a priori van een alternatief voor
de stortplaats-Bavel uitgaan. Uit dien hoofde zou
ook een aparte motie 3 voor het college onaan
vaardbaar zijn. De heer Welschen heeft gezegd dat
het duidelijk is dat wij een vervanging voor Ba-
vel-Dorst moet hebben; voor het college is dat op
voorhand niet duidelijk, want wij menen dat dit
in provinciale en stadsgewestelijke studies zal
moeten worden uitgemaakt.
Dat dit stuk zó laat zou komen, dat er geen
veranderingen in de onderhandelingen meer tot
stand kunnen komen, is natuurlijk ook flauwe kul.
Er is uitgebreid onderhandeld en de commissie be
drijven is regulier op de hoogte gehouden. Ik
meen dan ook dat men de plotselinge interventie
van de gemeenteraad van Nieuw-Ginnekendie ik in
een bepaalde context heb geplaatst, niet moet in
passen in het kader van "te laat met het oog op
de onderhandelingen".
De heer WELSCHEN: Mag ik dit stukje veront-