1032 24 JUNI 1976 paalde opvatting over het orkestenbestelmaar de ze opvatting is van tevoren niet getoetst aan wat de raad en de commissie daarvan vinden. Wij vinden dit een kwalijke zaak, want uiteindelijk moet ge zamenlijk worden uitgemaakt hoe er zal worden ge handeld. Zo is het bijvoorbeeld opmerkelijk dat in de brief van de subsidiëntencommissie een voorbeeld van de nieuwe taakstelling van Het Brabants Or kest wordt gegeven. Opgemerkt wordt dat Het Bra bants Orkest met Brabantse muziek verweven is en dat het een voortrekkersfunctie vervult. Genoemd worden het muziekvakonderwijs, de muziekscholen, de harmonie-en fanfarewereld, het particulier mu ziekonderwijs, schoolprojecten en koorbegeleiding. Dat zijn activiteiten die enkele jaren geleden door mijn voorgangster in de commissie cultuur, mevrouw Paulussen, ook al zijn genoemd. Sindsdien weten wij nog steeds niet wat daarvan "hard" kan worden gemaakt. Wij beschikken niet over cijfers en er is geen onderzoek verricht op het gebied van de vraag of de deelnemers aan de cultuur hier iets aan hebben. Het is niet duidelijk wat de conse quenties zijn. In dit verband zouden wij een zeer principiële vraag willen stellen; wat wordt door Het Brabants Orkest voor de Bredase bevolking ge daan? Ik ben van mening dat Het Brabants Orkest ertoe moet worden uitgenodigd daarover verslag aan de subsidiënten uit te brengen. De heer VAN ASSELDONK: Het is juist Het Bra bants Orkest dat ons raadsleden altijd zo geweldig op de hoogte houdt van hetgeen het voor de gemeen schap doet. Wij krijgen daaromtrent minstens vier keer per jaar een verslag en een uitleg. De heer OOMEN: Daar heeft de heer Van Assel- donk gelijk in, maar ik heb niet te maken met Het Brabants Orkest, maar met de wethouder die aan het subsidiëntenoverleg deelneemt en met de gebeurte nissen die daar plaatsvinden. Als politicus die door de Bredase bevolking is gekozen wil ik over de consequenties van het beleid spreken in de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 1032