1034 24 JUNI 1976 niet gebeurd. Over Het Zuidelijk Toneel heeft ons in enke le stukken een beetje informatie bereikt. Er is verslag gedaan van de opvattingen van het subsidi- ëntenoverleg over onderdelen van de landelijke interimnota toneelbestel en daarover is gesproken. Bij die gelegenheid hebben wij in de commissie een mening kenbaar gemaakt, die ik hier nog eens publiekelijk wil herhalen: wij zijn van mening dat het, als het subsidiëntenoverleg zijn ziens wijze over de discussienota toneelbestel aan de minister stuurt, niet "koekoek-eenzang" moet zijn. Het is naar onze mening duidelijk dat een derge lijke zienswijze pas moet uitgaan als alle gemeen teraden en de provinciale staten erover hebben ge sproken. Wij menen dat het gewenst is dat alle partijen een partijtje meeblazen en een inbreng hebben. Het is goed als de minister merkt dat niet iedereen in Brabant precies hetzelfde vindt. De heer VAN ASSELDONK: Begrijp ik goed dat u wilt suggeren dat de zienswijze van de subsidiën- tencommissie niet in de raadscommissie besproken is? De heer OOMEN: Die is wêl besproken, maar mijn bezwaar is dat de zienswijze toen al op pa pier stond en al bij de minister lag. Ik wil, voordat de zienswijze van de subsidiënten naar de minister gaat, in de commissie spreken over de vraag of ik het daar wel mee eens ben. Daarop kom ik straks nog terug. In de commissie culturele za ken hebben wij te kennen gegeven dat wij het met enkele opvattingen die in de zienswijze van de subsidiëntencommissie onder woorden zijn gebracht, niet eens zijn. Dit is van belang, want wij verte genwoordigen geen klein deel van de Bredase bevol king, terwijl ook elders in Brabant wel anders over de genoemde zienswijze wordt gedacht, In het voorstel staat dat "wij" dat is dus de gemeenteraad de zienswijze van de subsidiën tencommissie in grote lijnen onderschrijven, In

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 1034