1042
24 JUNI 1976
ken van dit jaar opnieuw voor te stellen de rege
ling voor één jaar te verlengen. Op dat ogenblik
zal mijns inziens duidelijkheid moeten bestaan.
Dit is de argumentatie voor het raadsvoor
stel. Voor verlenging van de regeling ten aanzien
van Het Brabants Orkest is alle reden aanwezig,
terwijl de beslissing ter aanzien van Het Zuide
lijk Toneel in afwachting van de bestudering van
de nota neerkomt op verlenging voor een wat kor
tere termijn.
Afgezien hiervan heeft de heer Oomen een twee
tal opmerkingen gemaakt. Op de eerste plaats heeft
hij gezegd: "Wij merken eigenlijk zo weinig van
onze vertegenwoordiger in het subsidiëntenover-
leg." Nu kan men zich afvragen of een raadslid in
dezen wel over "onze vertegenwoordiger" kan spre
ken. Ik geloof dat men ervan uit moet gaan dat de
wethouder van cultuur namens het college aan het
subsidiëntenoverleg deelneemt.
De heer OOMEN: Ik zou even willen interrum
peren want wij krijgen nu dezelfde discussie als..
De VOORZITTER: U hebt ruim van de interuptie-
mogelijkheid gebruik gemaakt, maar ik zou zeggen:
gaat uw gang!
De heer OOMEN: Dit is namelijk een essentië
le opmerking, aangezien de heer Van Dun anders
met dezelfde vage opvatting blijft zitten.
Wethouder VAN DUN: Nou, zo vaag is die niet,
hoor I
De heer OOMEN: Wij hebben hier te maken met
hetzelfde probleem als gisteren in de commissie
maatschappelijke dienstverlening aan de orde was
ten aanzien van het woonwagencentrum. Natuurlijk
heeft de wethouder zitting namens het college van
burgemeester en wethouders, maar de wethouder zou
nier in het college zitten als de raad hem niet
had gekozen.
Wethouder VAN DUN: Dan zijn wij precies waar