1048 24 JUNI 1976 mening zijn toegedaan. Op die manier geeft men naar mijn mening de zienswijze van Brabant. Er is hier nu eenmaal een orkest aan de orde en ik zou er dan ook op willen wijzen dat bij een orkest het harmonische van het spel juist voortkomt uit de omstandigheid dat enkele tegenstrijdige instru menten onder één noemer worden gebracht. Daartoe moet men echter eerst met elkaar praten. Er zijn zelfs wel muziekwerken waar juist het feit dat het tegen elkaar in klinkt het geheel nog mooier maakt, maar dat is natuurlijk een kwestie van de opvatting die men over muziek heeft. Juist ten aanzien van de cultuur moeten de verschillende be staande opvattingen tot uiting komen, ook jegens de minister. Ik constateer gewoon dat dit niet is gebeurd. Het is mogelijk dat dit uit een bepaalde opvatting van de vertegenwoordiger in het subsi diëntenoverleg voortvloeit. Ik ben het daar niet mee eens, reden waarom ik dit alles hier in het midden breng. Ik zou alvast willen aankondigen dat ik graag zou zien dat de vergadering na het antwoord van de wethouder een ogenblik werd geschorst, opdat wij in de beide fracties overleg zouden kunnen plegen. De heer VISSER: De verklaring van het laat bekend maken van de amendementen kan ik aanvaar den. Desondanks hoop ik dat het gebruikelijk wordt dat bij de indiening van amendementen, van welke kant dan ook, de betrokken commissieleden daarvan tijdig in kennis worden gesteld. Over de inhoud van de amendementen zijn door de wethouder opmer kingen gemaakt waar ik het mee eens kan zijn. Over de voorgestelde aanvullingen 4 en 5 zou ik nog het volgende willen zeggen. Onze vertegenwoordiger in het subsidiëntenoverleg heeft om diverse redenen ons volle vertrouwen. Eén van de belangrijkste re denen daarvoor is dat democratie gebaseerd moet zijn op vertrouwen in elkaar, aangezien zij anders naar de knoppen gaat. De heer VAN ASSELDONK: Ik wil niet meer op

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 1048