1066 24 JUNI 1976 voorstanders zijn van klassieke stukken of van stukken waar je om kunt lachen met een happy enk eling, zouden eigenlijk wel van die lastige groep af willen, maar deze heeft een contract voor vier jaar en wordt daarom geduld, soms genegeerd, soms tot zwijgen gebracht. Wat de goede toneelcriticus moet opvallen is dat door de jaren heen in elk bedrijf op zijn minst drie mythes op de been werden gehouden. De- ze mythes wil ik in verband met de tijd zeer in het kort aanduiden. De eerste is de mythe van de raad als hoofd van de gemeente. Ondanks het in de wet vastgelegd de monistische systeem is er in de praktijk spra^ ke van een dualistisch systeem met raad en colle- ge als twee afzonderlijke bestuursorganen. Het college bepaalt in feite het beleid, gesteund door het ambtelijk apparaat. De raad controleert en versterkt in Breda zelfs de positie van het college doordat de meerderheid van de raad voort durend bezig is het college te beschermen en rug dekking te verschaffen en daardoor naar mijn per soonlijke opvatting haar kritische en onafhanke lijk toetsende taak verwaarloost. De door de Kroon benoemde burgemeester is daarbij geen boven de partijen staande figuur, maar kiest mijns inziens terecht -- voortdurend zelf ook partijDit dua lisme is op zichzelf helemaal geen slechte zaak, het zou alleen formeel moeten worden bekrachtigd, bijvoorbeeld in de vorm van een gemeentelijke structuurverordening waarin de verhouding tussen college, raad en ambtelijk apparaat beter wordt geregeld. Doordat de raad onvoldoende greep heeft op de meest essentiële zaken die al lang in be sloten vergaderingen van belangen- stuur-, werk en andere groepen zijn "voorgekookt", gaat het individuele raadslid zich steeds meer richten op detailzaken. Als het raadslid geen duidelijke po litieke visie heeft, verkeert hij in feite in een uiterst marginale positie met enige status en een schijn van macht. Hij of zij kan alleen maar uit

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 1066