28 JUNI 1976 1084 belang van dat ogenblik laten prevaleren en dat moeilijk kunnen afwegen tegen de overlast die een dergelijk grootschalig evenement voor de binnen stadsbewoners oplevert. Ook zal men zich moeilijk een voorstelling kunnen maken van het alternatief, dat sommigen van ons alleen nog maar uit hun jeugd kennen, namelijk dat men door het aantrekken van attracties op kleinere schaal een grotere sprei ding tot stand zou kunnen brengen, zodat er meer feest in de hele binnenstad is. De opmerkingen die over het Comité Behoud Bin nenstad zijn gemaakt, klonken mij wat vreemd in de oren. Enerzijds heeft men waardering voor het Comité en vindt men dat het, zoals de heer Van Banning heeft gezegd, de discussie prikkelt, maar anderzijds vind ik weinig van dat "prikkelende'1 terug in de reacties van de andere fracties op de denkbeelden die het Comité naar voren heeft gebracht. Naar mijn opvatting heeft men de alternatieven te wei nig in de beschouwingen laten doorklinken en heeft men te veel gelet op de belangen van de zakelijk belanghebbenden en van de diensten. Ik ben bang dat er, evenals bij de behandeling van de binnen stad is gebleken, wel degelijk een fundamenteel verschil van inzicht bestaat tussen onze fractie en de andere fracties over de functie van de bin nenstad, De P.v.d.A./P.P.R.kleden van de commissie economische zaken hebben aangedrongen op het hou den van een enquête onder de bewoners. Aangezien men niet genegen was deze suggestie over te nemen, willen wij de raad vragen zich over deze kwestie uit te spreken. Ik dien daartoe bij dezen een mo tie in. De heer Houben dient vervolgens een motie in, die als volgt luidt; "De raad van de gemeente Breda, in vergadering bijeen op 28 juni 1976, overwegende dat het voorstel van het college tot handhaving van de kermis op het Chassé- veld niet gebaseerd is op raadplegingen van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 1084