28 JUNI 1976 1090 weinig acceptabel. De heer Houben heeft ervoor gepleit bij wijze van proef enkele kermisattracties op de plaats te rug te brengen omdat er zo veel mensen zijn die zich de vroegere kermis niet voor de geest kunnen halen. Nu breekt mijn klomp helemaal, want waar praten ze dan eigenlijk over? Zij praten dus over iets wat zij niet van vroeger kennen! Daar naast zijn er mensen die de vroegere toestand wèl kennen of die op commercieel gebied bij een en an der betrokken zijn. Het commerciële aspect is o- verigens een belangrijk punt, want, zoals ik al heb gezegd, komt bij een slecht bezochte kermis ook de ondernemer van een koude kermis thuis. Sa menvattend kan ik zeggen dat degenen die wèl mee kunnen praten, heus wel de weg weten te vinden wij merken dat voortdurend om aangelegenheden die naar hun mening in ons politieke wereldje niet goed worden behartigd, onder onze aandacht te brengen. Het C.D.A. is in Breda nog altijd de grootste politieke groepering en krijgt van aller lei kanten informatie. Als men ontevreden is, laat men beslist niet na dit aan ons te vertellen. Be houdens de mededeling van het Comité Behoud Bin nenstad, waaraan wij alle aandacht hebben besteed en voortdurend aandacht besteden, hebben wij ech ter in dezen van niemand enig bericht ontvangen. Ik heb daar reeds op gewezen en ik heb voorts in het midden gebracht dat er bij de openbare verga dering van de commissie economische zaken geen be langstellenden aanwezig waren. Als ik in deze zaal om mij heen kijk, moet ik voorts constateren de omstandigheden zijn misschien op het ogenblik ook weinig aantrekkelijk dat wij geen last hebben van een overmatige drukte op de publieke tribune Naar mijn mening heeft de heer Houben geen elemen ten ter tafel gebracht die een nieuwe1 overweging waard zijn. Ik geloof dat ik met mijn hand op mijn hart kan zeggen dat ik de opvattingen van de C.D. A.-fractie op goede wijze heb'vertolktWij blij ven het eens met het voorstel van b. en w.waar-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 1090