28 JUNI 1976
1104
woonerven als alternatief had gegeven, waar de
kinderen dicht bij huis speelmogelijkheden zouden
kunnen vinden.
Eind 1974 werd de raad een voorstel voorge
legd tot het beschikbaar stellen van een krediet
van 25,000,Aan enkele punten van dit voor
stel heeft het college geen uitvoering gegeven en
ik wil dan ook graag van de wethouder vernemen
wat er destijds met het bedrag van 25.000,is
gebeurd. Enkele punten uit bedoeld voorstel die
niet zijn verwezenlijkt, zijn de volgende:
- de beoordeling van de bestaande speel- en
speeltuinsituatie per wijk;
- het spreidingsbeleid ten aanzien van de
speeltuinen;
- het beleid ten aanzien van de situering
van speeltuinen;
- de inrichting van speeltuinen;
- de betrokkenheid van de bevolking.
Er is nagenoeg niets gebeurd. Alleen heeft
men het rapport van Rupert erbij gehaald en men
neemt daarvan dan nog afstand ten aanzien van con
crete punten waarin wordt aangegeven wat er zou
moeten gebeuren en aan welke plaatsen daarbij
wordt gedacht. Dit alles is voor de fracties van
P.v.d.A. en P.P.R. onaanvaardbaar. Wij zullen dan
ook een motie indienen waarin om een duidelijk
beleid wordt gevraagd en waarin het college wordt
uitgenodigd vóór 1 januari 1977 met een defini
tieve nota te komen. In de motie wordt voorts op
een inspraakprocedure aangedrongen, terwijl de
mening wordt uitgesproken dat de ter tafel lig
gende nota als een interimrapport moet worden be
schouwd. Ik heb zojuist de indruk gekregen dat
het betoog van de heer Gielen in onze richting
kwam. Ik zou evenals de heer Gielen in voetbal
termen willen spreken. In de nota worden goede
beleidsuitgangspunten aangegeven, maar zij valt
ons tegen omdat wij hadden verwacht dat er na
vele jaren van studie nu eens een nota zou worden
ingebracht waarin te lezen zou zijn in welke