1125 28 JUNI 1976 het werkgelegenheidsbeleid zoals dat door dit col lege binnen de beperkte mogelijkheden wordt ge voerd. Ook wanneer je spreekt over incidentele pro blemen bij bedrijven moet je je afvragen of de gemeente binnen haar wederom beperkte mogelijkhe den adequaat opereert. Ik heb de antwoorden van het college op de vragen van de heer Dreef nog eens nagekeken en wat dat betreft moet ik zeggen dat het college naar mijn mening een bepaalde ge dragslijn heeft, van waaruit het opereert wanneer zich bij bepaalde bedrijven calamiteiten dreigen voor te doen. Ik zou het college dan ook willen vragen of het in het geval van de Etna-problema- tiek de gedragslijn, die het in de antwoorden op vragen van de heer Dreef heeft aangekondigd, in derdaad heeft gevolgd. Uit diverse kranteberich- ten van de afgelopen maanden heb ik bepaald de in druk gekregen dat het college terzake van de Etna- problematiek actief is geweest. Ik kom dan automatisch bij een volgend punt ten aanzien waarvan ik uw college ook om duide lijkheid zou willen vragen. De heer Welschen heeft in zijn toelichting gezegd dat de uitspraken van de raad het overleg binnen de Etna zelf niet zou den mogen doorkruisen. Als ik het mij goed uit de kranteberichten herinner maar ik heb het van daag niet allemaal kunnen traceren is er op dit moment binnen de Etna sprake van een soort inte rimakkoord in de vorm van een uitstel van de defi nitieve beslissing en ik vraag mij af of je als raad in zo'n situatie toch niet teveel doorkrui send gaat optreden wanneer je een specifiek op de Etna gerichte motie zou aanvaarden. Ik wil het college ook vragen in hoeverre, in welke mate en met welke resultaten het in de afge lopen maanden over de Etna-problematiek overleg heeft gepleegd met de vakbonden in het algemeen en met het Gemeentelijk Contact Werknemersbelang in het bijzonder. Het lijkt mij toe dat een antwoord op deze vragen vooraf moet gaan aan het indienen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 1125