28 JUNI 1976
1126
van een eventuele motie en ik meen dat wij pas na
beantwoording van al deze vragen kunnen zien hoe
de stand van zaken is» Ik zou het hier in eerste
instantie bij willen laten.
De heer VAN BANNING: De Etna-kwestie is uiter
aard een aangelegenheid die ons allen met de groot
ste zorg vervult. Ik meen dat wij daar rustig op
kunnen attenderen omdat wij in het verleden al er
varingen hebben opgedaan met de werkgelegenheid
in Breda,, waar het stadsbestuur en in het bijzon
der het dagelijks bestuur van deze stad natuurlijk
alle zorg aan moeten besteden. Dat is tot uiting
gekomen in allerlei besprekingen die wij in de
commissie economische zaken hebben gevoerd, dat is
in overleg met derden gebleken en het is ook ge
bleken uit de besprekingen die wij binnen het
C.D.A, hebben gevoerd. Onze overwegingen in dit
kader hebben geleid tot een correspondentie, die
geruime tijd geleden is gevoerd in de richting van
de industriebonden, de bedrijfsledengroepen van de
Koninklijke Etna en de directie van diezelfde Et-
na, U zult zich dus kunnen voorstellen dat met na
me onze fractie deze gehele problematiek met zorg
beziet en dat wij van onze kant al het mogelijke
zouden willen doen om verbetering in de situatie
te brengen. "Verrast" is misschien niet het juiste
woord, maar wij waren toch wel bijzonder geïnte
resseerd toen wij zo kort voor deze vergadering te
horen kregen dat de P.v.d.A. en de P.P.R. in dit
verband met een voorstel van orde zouden komen.
Ook voor hen zijn er in dit verband gelegenheden
te over en benutbaar om aan hun zorg uiting te ge
ven en het ware wellicht beter geweest als wij de
ze materie in de commissie economische zaken nog
eens gezamenlijk op een rijtje hadden gezet, niet
om de zaken in partijpolitiek opzicht te bezien
maar uit een stuk gezamenlijke zorg voor dè werk
gelegenheid, uitgetild boven de opvattingen van
alle partijen. Hoe kunnen wij uiting geven aan het
gevoelen dat wij als bestuurderen van deze stad