1141 28 JUNI 1976 beleid niet goed voor ogen te houden. De gehele werkgelegenheidsproblematiek zoals wij die zien en waarvan wij vinden dat de hogere overheden er het nodige aan zouden moeten doen, is bij brief van 14 juni 1976 zowel bij de minis ters van Economische en Sociale Zaken als bij het college van gedeputeerde staten aangekaart. In die brief wordt met name aandacht gevraagd voor ons standpunt terzake van de volledige werkgele genheid voor de beroepsbevolking en de problema tiek die voor de gemeente Breda voortvloeit uit de verstedelijkingsnota, de groeistadgedachte en alles wat samenhangt met het creëren van werkge legenheid, uitgaande van de ramingen zoals die in dat opzicht door de sociografische dienst aan ons zijn voorgelegd. Wij hebben geconstateerd dat het ondanks alle inspanningen van de gemeentelijke overheid naar alle waarschijnlijkheid zo is dat er onvoldoende werkgelegenheid zal kunnen worden gecreëerd en dat de rijksoverheid daarop dus dient te reageren. Ik heb dan ook alle reden om te hopen dat middels de economische structuurnota van mi nister Lubbers het nodige in de richting van de gemeente Breda zal worden gedaan. Dat deze dingen naar hoger niveau worden "teruggekoppeld" of "op gekoppeld" moge uit deze opmerking blijken en ik ben dan ook van opvatting dat punt b. van de mo tie althans op dit moment een tamelijk overbodig element is. Vervolgens kom ik bij de bijzondere situatie van Etna. Uit de vorige besprekingen in dit ver band bent u ongetwijfeld op de hoogte van de wij ze waarop wij te werk gaan. Er is een gemeentelijk contact werknemersbelangen afgekort G.C.W. en dat zal ik in het vervolg ook zeggen dat naar mijn mening voortreffelijk werkt. In dat G.C.W. is afgesproken wat de gemeente op bepaalde momen ten al dan niet zal doen en het standpunt van de gemeente in dat vlak is uw raad ook geworden als ik het zo mag zeggen via de beantwoording van de vragen van de heer Dreef. Daarin is zeer

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 1141