28 JUNI 1976
1142
nadrukkelijk vastgesteld op welke wijze de gemeen
te procedureel met het G.C.W. in contact treedt
als zij op een gegeven moment iets in een bepaalde
richting zou willen doen. Dat is niet passief, dat
is uitermate actief maar wel via een bepaalde weg
en niet in die zin, dat te hooi en te gras naar
bedrijven wordt gerend dan wel dat contact met
vakorganisaties wordt opgenomen. Neen, wij hebben
een G.C.W. waarin ook van de zijde van de gemeente
vraagstukken kunnen worden neergelegd als wij van
mening zijn contact te moeten opnemen met bijvoor
beeld de directie van Etna of de industriebonden
die daarmee gemoeid zijn. Die procedure is gewoon
bij de hand en die is ook aan alle betrokkenen
bekend.
De concrete situatie met betrekking tot Etna
en het G.C.W. is dat wij op 6 november 1975 voor
de eerste maal met de vertegenwoordigers van de
industriebonden en van de plaatselijke centrales
over de Etna^problematiek hebben gesproken. Dat
overleg heeft geleid tot een informatie-uitwisse
ling over de concrete situatie en die uitwisseling
is onzerzijds gevolgd door een soortgelijk overleg
met de directie van Etna, waaruit wij een redelijk
beeld van de totale situatie op dat moment hebben
verkregen. Op 6 november 1975 is overigens nog
ten overvloede afgesproken dat de gemeente zelf
geen stappen in welke richting dan ook zou onder
nemen; deze afspraak is in het G.C.W. gemaakt.
Dat heeft vervolgens geleid tot nadere contacten
op 16 juni j.l., nadat door de N.E.H.E.M. een
rapport was overlegd waarin de totale gieterij si
tuatie in Nederland aan de orde wordt gesteld en
aan de hand waarvan zowel door de vakbeweging als
door de werkgevers en door de overheid is vastge
steld dat de gieterijcapaciteit in Nederland ge
woon te groot is. Dat betekent dat één van de o-
verwegingen in de motie van de heer Welschen een
wat merkwaardige is. Hij stelt namelijk dat je,
als je het aantal arbeidsplaatsen in Breda min
stens op het huidige niveau wilt handhaven, dat