28 JUNI 1976
1148
de krant bepaalde opmerkingen uit de mond van de
wethouder van economische zaken had gelezen. Ik
vraag dan aan het college van burgemeester en wet
houder: vertelt u mij nu maar eens hoe dat zit,
hetgeen ik dan ook nog wel zal horen. Dat vind ik
een gezonde affaire, maar als de heer Welschen het
beleid van de wethouder aanvalt vind ik dat dit in
de eerste plaats zeer duidelijk in de commissie
economische zaken aan de orde moet worden gesteld.
Doet men dit niet, dan is men mede verantwoorde
lijk. De heer Welschen zegt dat het college te
passief optreedt, maar in eerste aanleg behoort
het tot de taak van de commissie economische za
ken om, als dat waar is, de voorzitter van de com
missie er in zeer duidelijke taal op te wijzen en
mede te trachten het beleid om te buigen.
Vervolgens beweert de heer Welschen dat er
nog ongebruikte niveaus zijn. Daar heeft de wet
houder al op geantwoord, maar ik zou er toch ook
nog iets over willen zeggen. Wij kunnen niet afla
ten rijk, provincie en de werkgevers te wijzen op
de zorgen die wij hebben, maar dat houdt niet in
dat ik het met de heer Welschen eens zou zijn als
zouden er nog ongebruikte niveaus bestaan. Dat is
een heel andere aangelegenheid. Ik heb gezegd dat
wij niet moeten aflaten de rijks- en provinciale
overheid te wijzen op de problemen waarmee wij
hier worstelen.
Als motivering voor het feit, dat hij vana
vond met dit ordevoorstel komt zegt de heer Wel
schen dat wij een paar maanden uit elkaar gaan,
maar dat vind ik toch wel wat aanvechtbaar. Als
hij in zijn eigen gelederen kijkt ziet hij dat
zijn eerste woordvoerder, de heer Dreef, al met
vakantie is. Ik gun het de man van harte want ik
ben ervan overtuigd dat het een bijzonder hard
werkend mens is, ook in het belang van de gemeen
te, maar wij weten allemaal dat wij in de maand
juli met reces gaan. Dan lijkt het mij logisch dat
men iets dergelijks niet om vijf voor twaalf in de
laatste vergadering aan de orde stelt, maar dat