1202 12 AUGUSTUS 1976 1 september kunnen gaan functioneren. Naar aanleiding van de opmerkingen van de heer Brummelkamp stel ik vast dat de raad niet voor een voldongen feit is geplaatst. De raad mag tot de conclusie komen dat hij met deze grondver- koop niet akkoord gaat. De heer Van der Weegen weet dan waar hij aan toe is, iets wat hij trou wens ook tevoren al wist en wat, zoals de heer Lambregts heeft gezegd, duidelijk vast ligt. De raad is niet buiten spel gezet en de werkgroep een- en tweepersoonshuishoudens is om de boven vermelde reden niet gehoord. Na contact met me vrouw Muntjewerff gistermorgen heb ik er geen en kele behoefte aan gehad de bouw stil te zetten, omdat hier een normale procedure aan de gang is. De machtiging van de directeur openbare werken da teert van december 1970. Zwaarwichtige motieven om de grond vervroegd in gebruik te geven zijn inder daad aanwezig. Aan het adres van de heer Van As- seldonk zou ik er in dit verband op willen wijzen dat iemand die in Breda grond wil kopen en daarop iets wil bouwen, vanaf het eerste moment tot aan het moment dat de raad erover beslist een vrij lange weg moet afleggen. Men moet zich tot de dienst openbare werken wenden, er moet worden on derhandeld, nagegaan moet worden of er bestem mingsplanmoeilijkheden zijn, de grondprijs moet aan de orde komen, vervolgens moet de directeur openbare werken een voorstel aan het college doen, de afdeling stadsontwikkeling mag haar gedachten erover laten gaan, het college moet een beslissing nemen, de kwestie moet in de commissie worden be sproken en tenslotte moet de raad zich met een en ander bezighouden. Het is een feit dat dit alles een aantal maanden duurt. Wanneer men nu, om welke reden dan ook al is het alleen maar vanwege gestegen of te stijgen bouwkosten deze wacht tijd wil doorbreken, moet daarvoor een mogelijk heid aanwezig zijn; dat is één van de achtergron den van deze reeds lange tijd bestaande handelwij ze.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 1202