1224 12 AUGUSTUS 1976 vergadering van de commissie voor cultuur kan wor den gevoerd. Naar onze mening is het zeer gewenst dat dat gebeurt. De VOORZITTER: Voor zover uw opmerkingen be trekking hebben op het aan de orde zijnde agenda punt, zal straks worden geantwoord. Nu is het woord aan de heer Visser. De heer VISSER: De heer Oomen heeft gelijk wanneer hij zich erover verwondert dat dit voor stel niet in de commissie voor cultuur is behan deld. Ook mijn fractie heeft het vreemd gevonden dat dit niet is gebeurd. Het gaat hier over een cultuurgoed, een beiaard, waaraan natuurlijk in de commissie voor cultuur aandacht moet worden geschonken wanneer onderhoudswerkzaamheden in het geding zijn of wanneer, zoals nu het geval is, bij een noodzakelijke restauratie enkele aanvul lende voorzieningen kunnen worden aangebracht. Wanneer een behandeling zoals die in de com missie voor cultuur had kunnen plaatsvinden, ach terwege blijft, probeert men altijd een verkla ring voor dat achterwege blijven te vinden. Wij menen een verzachtende omstandigheid te vinden in het feit dat de wethouder van cultuur een poosje buiten gevecht gesteld is geweest.... De heer OOMEN: Is één van klokken misschien op hem gevallen? De heer VISSER:terwijl de commissie voor cultuur vanwege de vakantie de laatste keer ver stek heeft moeten laten gaan. Voorts moet worden bedacht dat het voorstel primair een kwestie van restauratie, dus van openbare werken, is. Nu zou het voor de wethouder van openbare werken een kleinigheid zijn geweest ook enkele leden van de commissie voor cultuur voor de behandeling uit te nodigen; misschien hadden zij tijd gehad om voor dit punt even te komen opdraven. Je weet nooit zeker of dat kan; wellicht had ik het gedaan en stellig zou ook de heer Oomen zijn gekomen. In dat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 1224