I
1226 12 AUGUSTUS 1976
klokkenspel moeten worden opgeleverd. Het resul
taat van de correspondentie over een opschrift
was: "In 1943 werd mijn stem gesmoord en in 1951
wederom gehoord." Deze tekst moest in de grootste
klok worden gegoten. Er bleek uit dat men ver
wachtte het carillon in 1951 te kunnen horen,
maar nog in 1955 drong stadsbeiaardier Maassen
erop aan het carillon nu toch in gebruik te nemen,
vooral gezien het feit dat de geboorte van de
honderdduizendste inwoner te wachten stond.
Ik constateer dat een en ander nu wel iets
sneller is gegaan. Wij wensen de firma Eijsbouts
succes met de restauratie waarmee wij bijzonder
tevreden zijn.
De VOORZITTER: Ik heb het gevoel dat wethou
der Van Dun toch iets zou moeten antwoorden.
Wethouder VAN DUN: Móeten wel, maar dat is
dan ook het enige, want ik weet niet goed wat ik
moet zeggen!
Twee dingen zou ik over dit onderwerp in het
midden willen brengen. Op de eerste plaats meen
ik dat het voor Breda van belang is dat onze bei
aard blijft functioneren. Daarover bestaat in de
raad geen verschil van mening. Op de tweede plaats
heeft mijns inziens niemand zich ertegen verzet
dat er, als de beiaard in slechte staat verkeert
en restauratie behoeft, terzake een voorstel aan
de raad wordt voorgelegd. Als deze twee belangrij
ke doelstellingen voorop staan, vraag ik mij af
wat wij verder nog aan het doen zijn. Wij krijgen
dan wat "frommelen aan de marge" waarbij de vraag
wordt gesteld in welke commissie deze zaak is be
handeld. Welnu, het onderhoud van gemeentepanden,
ook van de Grote Toren, behoort tot het budget
voor openbare werken. Als de heer Oomen in de
raad een initiatief-voorstel indient, inhoudende
dat de beiaard voortaan in het budget voor cul
tuur begrepen moet zijn, zal ik mij daar niet te
gen verzetten, maar dat is een persoonlijke op
merking van mijn kant. De heer Oomen heeft er