12 AUGUSTUS 1976
1227
voorts over gesproken dat een en ander niet ter
kennisneming aan de commissie cultuur is toegezon
den. Op de collegeomslag die ter visie heeft gele
gen staat dat dit moet gebeuren. De beslissing van
het college dateert van 16 juni en wij hebben al
leen maar geprobeerd het voorstel zo snel mogelijk
in de raad te krijgen; er is hier geen sprake van
"vervroegde ingebruikneming", maar wij proberen
het deze keer zo netjes mogelijk te doen! In de
eerstvolgende vergadering van de commissie voor
openbare werken na 16 juni hebben wij het advies
van die commissie ingewonnen. Afgezien van de
ziekte van mijn collega Sandberg, heb ik'mij laten
vertellen dat er daarna nog geen vergadering van
de commissie voor cultuur is geweest. Het voorstel
is dus niet in de commissie voor culturele zaken
geweest, maar ik geloof dat dat voor de inhoud van
het te nemen besluit niet van belang is.
In zijn historisch overzicht heeft de heer
Oomen alleen vermeld dat er op 20 februari 1975
een brief over een onderzoek uitging. Daarna is er
evenwel ook nog een onderzoek ingesteld, is er een
brief van de firma Eijsbouts gekomen, heeft de di
recteur openbare werken een brief aan het college
gestuurd en heeft het bureau culturele zaken een
advies uitgebracht. De heer Oomen heeft gezegd dat
het zo lang heeft geduurd, maar ik ben gewoon blij
dat nu metterdaad tot restauratie kan worden over
gegaan. Ik hoop dat de raad mijn verheugenis deelt
en ik schaar mij in dezen achter de woorden van de
heer Van Asseldonk.
De heer OOMEN; Ik had nog een vraag gesteld
die meer op het gebied van de wethouder van cul
tuur lag. Ik weet niet of hij daarop wil antwoor
den.
De VOORZITTER: U hebt over de restauratie
afrekening gesproken, maar ik meen dat dat onder
werp bij dit punt niet aan de orde moet worden
gesteld. Ik geloof dat het wijs is daarop, als u
dat zou willen, elders terug te komen.