1230
12 AUGUSTUS 1976
eens te doorbreken en ik meen dat de speelplaat
sen meer in de commissie voor jeugd en sport
thuis horen. Hoewel de wethouder in dezen een
toezegging heeft gedaan, zou ik willen vragen
wanneer naar zijn verwachting de speelplaatsen
naar de dienst jeugd en sport zullen overgaan.
Een andere opmerking is de volgende. Van ver
schillende mensen die in de omgeving van deze ter
reinen wonen hebben wij vernomen dat het wel eens
vervelend kan zijn als men bijzonder lange tijd
tegen een terrein moet aankijken zonder dat er
iets op gebeurt. Ik begrijp dat bij het inrichten
van een nieuwe woonwijk eerst de woningen zelf
ter hand worden genomen. Uit het voorstel blijkt
dat contact met de omwonenden is opgenomen om tot
een goed samenspel te komen, hetgeen wij in hoge
mate waarderen. Ik kan mij echter niet aan de in
druk onttrekken dat met een en ander soms een
zeer lange periode gemoeid is. Daarbij denk ik in
het bijzonder aan het Putmansveld, waar naar ik
meen enkele jaren lang een allerminst appetijte
lijk terrein heeft gelegen. Ik zou dan ook willen
vragen of het bij toekomstige uitbreidingen van
Breda mogelijk is sneller met de bewoners over
leg te plegen, opdat men ook sneller tot een op
lossing voor de hier bedoelde terreinen kan komen.
Wethouder VAN DUNDe heer Lambregts zal het
niet erg vinden als ik van mening ben dat zijn
vragen zich enigszins aan de rand van het ter ta
fel liggende voorstel begeven, hoewel zij wel te
recht worden gesteld. Teneinde geen onduidelijk
heid te laten bestaan zou ik over de speelplaat
sen, als mijn college Van Graafeiland mij toestaat
daarop in te gaan, het volgende willen zeggen. In
de afgelopen tijd hebben wij te maken gehad met
de mystificatie dat men zich voor grote speeltui
nen tot de ene dienst en tot de ene wethouder
moest wenden en voor kleine speeltuinen tot de
andere. Ik kan mededelen dat men het er in het
college en in het ambtelijk apparaat over eens is
dat alle speelterreinen grote, kleine, bewaakte