12 AUGUSTUS 1976
1251
ontstaat een enigszins riskante situatie als wij
op deze weg blijven voortgaan; in dit verband ben
ik erg verheugd over de mededeling dat het college
in dezen voortdurend attent is en op voor de stad
Breda gunstige beslissingen blijft hameren. Het is
duidelijk dat er ook nog andere mogelijkheden zijn
en mijn fractie vertrouwt erop dat b. en w. ook te
dien aanzien steeds attent zullen blijven. Opnieuw
is de vraag gesteld wanneer de voorgenomen bouw
gereed zal zijn.
Naar ik meen zijn wij ons er allen goed van
bewust dat wij hier een prae-prioriteit geven, zo
dat wij bij de behandeling van de begroting voor
1977 over dit punt niet lang zullen hoeven te pra
ten.
Het gebouw zal straks moeten worden aange
kleed, waarmee wellicht opnieuw aanzienlijke be
dragen gemoeid zullen zijn. Hierover zou ik in de
eerste plaats willen opmerken dat ik veronderstel
dat de aankleding niet bij de portefeuillehouder
die vanavond het woord heeft gevoerd, terecht zal
komen maar bij een andere. Ik zou willen vragen of
men bij de aankleding een beetje rekening met de
financiën wil houden. Mijns inziens moet de uiter
ste soberheid worden betracht; later kunnen dan
misschien meer en betere voorzieningen tot stand
worden gebracht.
Ik kan mededelen dat mijn fractie gaarne met
het ter tafel liggende voorstel instemt.
Wethouder VAN DUNWij hoeven ons naar ik
meen van de kant van het college niet bezig te
houden met de verzorging van de public relations
van P.v.d.A. en P.P.R. in de richting van De Stem
inzake 16 miljoen of 12 miljoen. Ik ben blij
dat ik vanavond in de openbaarheid duidelijk kan
maken dat wij er nog steeds van uitgaan dat de
bouwkosten 12,2 miljoen zullen bedragen. Voor
alle duidelijkheid en voor het te zijner tijd na
lezen van de notulen wijs ik erop dat het hier een
raming van dit moment betreft; van de aanbesteding