1256 12 AUGUSTUS 1976 van de commissie ad hoc van op de hoogte moeten zijn hoe dit project is gegroeid, wat volgens de inzichten van een bepaald ogenblik de kosten zou den zijn en hoe deze zouden kunnen worden gedekt. Dit alles heeft tot een vrij moeizame procedure geleid. Op een gegeven ogenblik is een "prikbe- drag" van 8 miljoen genoemd; dit bedrag was ge baseerd op het aan de kop van de Veemarktstraat verwachte volume^ vermenigvuldigd met een stan daardprijs per m Ik meen dat het college en de commissie ad hoe er op dat ogenblik beide van op de hoogte waren dat 8 miljoen een "prikgetal" was. In de daarop volgende operatie is een en an der langzamerhand verantwoord uitgedijd tot een reële situatie. Aan de andere kant delen wij de verontrusting van de heer Ten Wolde. Vastgesteld moet worden dat de hardheid van de D.A.C.W.-sub sidie als dekkingsmiddel gelijk aan nul is. De verlening van D.A.C.W.-subsidie is een zaak van landsbeleid en men mag dan ook niet verwachten dat wij kunnen garanderen dat het desbetreffende be drag is gedekt. De heer TEN WOLDE: Ik ben misschien erg las tig, maar ik heb gedoeld op de hardheid van de voorlopige schatting van 8 miljoen voor de tota le kosten. Als men "prikt" kan men dat tussen 8 en 9 miljoen of tussen 6 en 10 miljoen doen, maar wanneer men 8 miljoen "prikt" en achteraf blijkt dat het in werkelijkheid 14 miljoen is, heeft men heel onvoorzichtig "geprikt". Dat heb ik bedoeld. De heer VAN BANNING: Voor de juistheid van de discussie wil ik erop attenderen dat wij daar over al eerder uitvoerig hebben gesproken, in de commissie ad hoe en naar ik meen ook in de raad. Wij vervallen nu eigenlijk in herhalingen. De VOORZITTER: Ik verzoek de heer Van Dun nu zijn betoog te voltooien. Wethouder VAN DUN: De heer Van Banning en ik

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 1256