12 AUGUSTUS 1976 1275 het gehele stuk grond waarover ik heb gesproken een speelterrein voor de gehele wijk was. Dit was het geval in mijn eigen jeugdjaren en ik heb daar altijd met genoegen van de vrijheid kunnen genie ten. De mensen hebben van lieverlee bijna dit ge hele gebied verloren zien gaan: eerst werd een ge deelte militair terrein, toen kwam het belasting kantoor en bovendien is het gerechtsgebouw inge vuld. Ik kan mij voorstellen dat de mensen zich verzetten tegen het verdwijnen van het laatste stukje shotveld en speelweide dat zij nog in hun bezit hebben. Nu kunnen wij heel democratisch zijn en besluiten die wij hebben genomen uit een boekje citeren, maar wij moeten durven te aanvaarden dat de mensen af en toe iets later tot-de ontdekking komen van wat er in hun wijk gebeurt. Op dat ogen blik komen zij tot een reactie op de plannen. Ik vind dat wij daar als raad naar moeten luisteren en dat wij desnoods moeten durven een raadsvoor stel aan te passen als wij zien dat mensen die hun mening geven gelijk hebben. Wij moeten ons niet autoritair opstellen en verwijzen naar reeds geno men besluiten. Ik zou de wethouder willen vragen of met de bewoners duidelijk is besproken dat dit terrein door hen zou moeten worden "ingeleverd". Het is fundamenteel van belang dat er met de be woners wordt gesproken over hetgeen men met het laatste stukje gaat doen. Dat is de kern. Wethouder VAN DUNHet gaat fundamenteel om juiste voorlichting en juiste interpretatie van feiten. U mag het college geen autoritaire houding verwijten, als het gewoon probeert een consistent beleid te voeren op basis van door de raad geno men besluiten. Men kan dit formeel vinden, maar ik geloof dat er geen beleid valt te voeren als wij van de ene op de andere maand andere besluiten gaan nemen. Voorts wijs ik erop dat het hele binnenstads rapport niet alleen door het college maar ook door de stedebouwkundige adviesraad in alle

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 1275