1278 12 AUGUSTUS 1976 mevrouw Muntjewerff genoemde angst voor inklemming gezinspeeld. Ik ben van mening dat de raadsbeslui ten moeten worden uitgevoerd, maar dat er in de maat en de vormgeving van gebouwen rekening moet worden gehouden met woonbebouwing in de binnen stad. Aan de andere kant vind ik dat wonen in de binnenstad niet precies hetzelfde is als wonen in het buitengebied. Als men in de binnenstad wil blijven wonen, ervaart men enkele andere conditi oneringen dan als men in de buitenwijken van Bre da of in het landelijk gebied woont. In dit ver band meen ik dat "inklemmen" een enigszins over dreven term is. Een grotere nabijheid van andere functies dan in de buitenwijken is mijns inziens één van de dingen die men ervaart als men in de binnenstad woont. De VOORZITTER: Dames en heren. Ik nodig u uit een uitspraak over het voorstel te doen. Het behelst altijd nog de voorbereiding van één be stemmingsplan. U kunt kenbaar maken of u het voor stel want het is één voorstel wilt aanvaar den of niet. Mevrouw PAULUSSEN: U brengt ons in een moei lijk parket, want wij hebben gevraagd één onder deel van het voorstel los te koppelen en wij zou den vóór de eerste twee onderdelen en tegen het derde willen stemmen. Kunt u ons daarvoor een technische mogelijkheid aangeven? De VOORZITTER: In een bestemmingsplan worden vele dingen, die ook hun historie hebben, tegen elkaar afgewogen. Een dergelijk plan moet mijns inziens als een eenheid worden gezien; ik geloof dat het terecht is een bestemmingsplan op die wij- ?e te beschouwen en ik wijs erop dat iedereen er ook altijd op aandringt dat bestemmingsplannen zo worden gezien. Men kan argumenten hebben om tegen te zijn, maar dat betekent dan dat men tegen het gehele voorstel is. Dit lijkt mij een erg logi sche redenering.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 1278