1282
12 AUGUSTUS 1976
misverstand te voorkomen. Hoe groot de behoefte
bij de burgerij zal zijn, is niet bekend, maar dat
een en ander een preventieve uitwerking zal heb
ben, lijkt mij bij voorbaat niet uitgesloten; dit
kan een gelukkige bijkomstigheid zijn. Tot slot:
er zijn vele beroepsprocedures en de procedure,
bedoeld in de Wet administratieve rechtspraak
overheidsbeslissingen, is er één van. Wij juichen
de totstandkoming van deze procedure toe, maar of
zij een belangrijke vooruitgang in de relatie tus
sen de burgerij en de gemeentelijke overheid tot
gevolg zal hebben, zal nog moeten blijken.
De heer DEES: De afgelopen jaren is in de
raad en vooral ook in de commissie voor algemene
zaken meermalen gesproken over de vraag of, en zo
ja in welke mate de rechten van de burger tegeno
ver het gemeentelijk bestuur beter beschermd en
uitgebreid kunnen worden. Er is wat dit betreft
door de V.V.D.-fractie bij de behandeling van de
gemeentebegroting voor het dienstjaar 1975 op ge
wezen dat onzes inziens de bestaande mogelijkheden
onvoldoende waren. Vanuit die optiek hebben wij
toen enige concrete voorstellen gedaan om de rech
ten van de burger tegenover de gemeentelijke over
heid beter te beschermen.
Wat is de achtergrond van dat pleidooi? Het
is bekend dat beslissingen van gemeentelijke orga
nen vaak diep in het wel en wee van de individue
le burger ingrijpen. Juist in een tijd waarin de
overheidsbemoeienis met het maatschappelijk leven
en met het individuele leven van de burger zo
enorm is toegenomen, is het naar onze mening een
dwingende eis dat de positie van de burger tegen
over het gemeentelijk apparaat wordt versterkt. Nu
kan men dit natuurlijk op allerlei manieren doen.
In het verleden hebben wij over dit vraagstuk vaak
gesproken in de vorm van pleidooien voor inspraak
en voor decentralisatie van bestuur. Een element
dat in dat geheel van rechten van de burger wel
eens wat weinig aandacht heeft gekregen, is de