12 AUGUSTUS 1976
1285
wordt genoemd; b, en w. willen de zaken van het
college binnen het college zelf houden.
Naar mijn mening is ook een combinatie van de
hierboven genoemde mogelijkheden denkbaar.
Ik noem al deze mogelijkheden om twee redenen.
In de eerste plaats maakt dit overzicht het beeld
volledig en in de tweede plaats wil ik deze moge
lijkheden zeker voor de toekomst open hou
den. Vooralsnog kunnen wij er mee akkoord gaan dat
de raad en het college elk zelfstandig de bij hen
ingediende bezwaren behandelen. Zeker voor de eer
ste fase lijkt ons dat de juiste constructie. Wêl
rijst de vraag of ten aanzien van de bij de raad
ingediende bezwaarschriften één commissie dan wel
meer commissies moeten opereren. Hierover is in
de commissie voor algemene zaken uitvoerig gespro
ken en wij hebben er ook in onze fractie over ge
discussieerd. Voor elke constructie valt wel
iets positiefs en iets negatiefs te zeggen. Het
grote voordeel van de instelling van één commissie
is dat daardoor lijkt te worden gegarandeerd dat
er meer eenheid in de procedures komt, hetgeen
voor degene die een bezwaarschrift heeft ingediend
een positief aspect kan zijn. Voor de instelling
van een groot aantal verschillende commissies
pleit dat zulks meer in de geest van de wet moet
worden geacht. Ik wil niet al te uitvoerig op al
le argumenten ingaan, maar volsta ermee te vermel
den dat wij op dit punt met het voorstel van het
college akkoord kunnen gaan. De doorslag heeft
daarbij voor ons gegeven dat op ons verzoek een
vervaldatum in het concept-besluit is opgenomen:
op 1 april 1978 zal de verordening expireren en
op dat ogenblik zal naar onze mening op grond van
de ervaring moeten worden bekeken of wij met de
instelling van zeer veel commissies de juiste weg
hebben bewandeld. Bovendien gaan wij de komende
tijd zeker nog praten over de instelling van een
klachtencommissie, alsmede ik denk aan opmer
kingen van de heer Brummelkamp over de moge
lijkheid tot het instellen van één commissie voor