12 AUGUSTUS 1976
1293
wethouders, hetzij door de burgemeester. Het be
voegde orgaan doet opnieuw een uitspraak en neemt
opnieuw een beslissing. Het zal duidelijk zijn dat
dit, zoals de heer Kramer heeft gezegd, in wijs
heid moet gebeuren; ik kom daar bij de beperking
van de openbaarheid nog op terug
De heren Kramer, Dees en Welschen hebben alle
drie over de voorlichting gesproken. Ik geloof dat
moet worden erkend dat de burger zich in wettelij
ke maatregelen als de onderhavige niet ogenblikke
lijk thuis voelt; u zult dit verschijnsel in uw
werk als raadslid dagelijks ervaren. Ik sprak van
"niet ogenblikkelijk thuis voelen", maar ik geloof
dat men wel kan zeggen dat het schier onmogelijk
is dat iemand in een dergelijke materie thuis
raakt. Ik wil mij niet op deskundigheid beroepen,
maar ik constateer dat wij er zelf de grootste
moeite mee hebben alles te owatten en als wij op
het ogenblik bij het ministerie van justitie, bij
de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en bij het
ministerie van binnenlandse zaken informeren hoe
dit alles zal functioneren, haalt men ook daar
voorshands de schouders op.
Voor ons betekent dit dat voor een bijzonder
goede voorlichting zal moeten worden gezorgd. Het
is de bedoeling dat in het eerstvolgende nummer
van Indruk ik meen dat dit in september uitkomt
in ieder geval al een artikel aan deze aangele
genheid zal worden gewijd. Ik meen dat voorts bij
zonder aandacht moet worden besteed aan de moge
lijkheden die wij via de pers hebben. Ik geloof
dat de voorlichting in bruchure-vorm, in Indruk
of via de pers zich min of meer regelmatig zal
moeten herhalven. Hierbij teken ik vervolgens nog
aan dat het ministerie van justitie binnenkort
een folder voor de burger over dit onderwerp zal
uitgeven; ik geloof dat wij van deze folder ge
bruik moeten maken door hem onder de Bredanaars
te verspreiden.
Met de opmerkingen over de informatie die
aangaande deze materie moet worden verstrekt, ben