1294
12 AUGUSTUS 1976
ik het natuurlijk eens. Ik geloof echter dat het
van nog grotere betekenis is dat de ambtenaren,
die speciaal met deze materie te maken hebben,
bereidheid tonen om de burger de weg te wijzen.
Ik heb dit aspect meermalen met de betrokken amb
tenaren besproken en mij is gebleken dat de be
doelde bereidheid aanwezig is. Wanneer er naar het
stadhuis over dit onderwerp wordt getelefoneerd,
moet de burger weten waar hij terecht kan en moet
hij ook metterdaad worden geholpen. Nagenoeg alle
ambtenaren moeten mijns inziens een mentaliteit
hebben die daarop is ingesteld. Ik geloof dat wij
hier te maken hebben met de echte ombudsfunctie
zoals deze in de praktijk door de ambtenaren zelf
zou moeten worden uitgevoerd.
De heer Dees heeft gezegd dat niet alle moge
lijkheden zijn overwogen. Hij noemde in dat ver
band de artikelen 61 en 63 van de gemeentewet,
naar aanleiding waarvan allerlei varianten denk
baar zijn. Te denken valt aan een door de raad
ingestelde commissie die over klachten en beroe
pen zelf een beslissing neemt; ik vergelijk dat
wel eens met de kamers die bij het provinciaal
bestuur en bij gedeputeerde staten bestaan. Men
kan daarnaast één of meer commissies ook een ad
viserende functie geven. De opmerkingen die de
heer Dees daarover heeft gemaakt zijn mijns in
ziens juist. Wij menen evenwel dat vandaag desal
niettemin vanwege de bruikbaarheid dient te wor
den gekozen voor de in ons voorstel neergelegde
werkwijze. Aangezien de commissies van advies en
bijstand zich al met deze materie bezighouden en
aangezien daar deskundigheid aanwezig is, geloof
ik dat er alles aan gelegen is op deze wijze te
beginnen. Ik voel mij dan ook thuis in het gezel
schap van de commissie voor algemene zaken. De
ervaringen die met deze werkwijze worden opgedaan,
kunnen tot andere varianten leiden, uiteraard ook
tot het te zijner tijd instellen van één commis
sie, afhankelijk van het oordeel dat men over de
gang van zaken heeft.