12 AUGUSTUS 19.76 1297 uiteindelijk het concrete belang van de betrokken manf vrouw of groep. Een aantal raadsleden heeft vanavond te kennen gegeven dat zij' deze redenering aanhangen. Het college van burgemeester en wethou ders wil hier geen halszaak van maken en is gevoe lig voor het argument dat juist in deze procedure een betrokkene, die in grote moeilijkheden kan verkeren, in de gelegenheid moet zijn zijn bezwa ren niet in het openbaar met de commissie te be spreken, Het zal duidelijk zijn dat het college van burgemeester en wethouders tegen het amende ment geen bedenkingen heeft. De heer Welschen heeft nog over de voorlich tende functie van het informatiecentrum gesproken. In dit verband herhaal ik nog eens dat mijns in ziens een actieve voorlichting geboden is, waar door men weet waar men aan toe is. De heer Brum- melkamp heb ik geantwoord. Zeker op dit ogenblik zeg ik graag dat hij met al zijn opmerkingen ge lijk heeft en dat de wetten in Nederland inderdaad beroepsprocedures voorschrijven, waarmee de proce dure van de Wet A.R.O.B. niet kan worden gecombi neerd De heer GEENEIk zou even willen reageren op een opmerking die de heer Welschen zojuist heeft gemaakt. Het mag bekend worden verondersteld dat ik grote waarde hecht aan goede verhoudingen in de raadszaal en aan omgangsvormen. De heer Wel schen verweet ons dat wij zijn groepering niet van het amendement op de hoogte zouden hebben gesteld, hetgeen onjuist is. Op de tweede plaats wil ik hem erop wijzen dat ons vandaag een motie onder de neus werd gedrukt, waarvan wij de inhoud niet kon den kennen, tenzij wij vandaag in de gelegenheid waren geweest de krant te lezen. De heer Welschen heeft ons dus ten onrechte een verwijt gemaakt. Laten wij ons aan de afspraak houden door elkaar zo veel mogelijk te informeren. De heer WELSCHEN: Eerst dan maar even iets over dat vervelende punt van moties, amendementen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 1297