16 SEPTEMBER 1976 1328 dien aard zijn,dat men geneigd is niet de beste vervolgopleiding te kiezen. Ten tweede zouden tij dens het basisonderwijs veel kinderen uit lagere milieus minder geschikt wordenof al zijnvoor vervolgonderwijs.De vraag wordt dan waar dat door komt,of we al oorzaken kunnen aanduiden.Op dit gebied is een geweldige hoeveelheid studie ver richt. Twee dingen zijn daarbij in ieder geval ge bleken, in de eerste plaats dat het onderwijs zoals wij het hebben,nu niet direct het meest geëigend is om kwaliteiten bij kinderen uit lagere milieus optimaal te ontwikkelen.In de tweede plaats kan, zeer globaal gesproken,worden geconstateerd dat in de lagere milieus in het algemeen een geringe re motivatie voor het volgen van vervolgonderwijs bestaat.De oorzaak daarvoor wordt in de studies praktisch altijd als volgt aangegeven: mensen met een hoog inkomen zouden door hun eigen maatschap pelijke positie betrokken zijn bij wat er in de samenleving gebeurt en zij zouden derhalve begrij pen dat scholing van groot belang is.Als dat waar is,is het omgekeerde ook waar en zullen mensen die weinig bij de maatschappelijke ontwikkelingen worden betrokken,weinig tot scholing gemotiveerd zijn,zodat er een groot potentieel aan kwalitei ten onderontwikkeld blijft. Wij kunnen de oorzaken veel verder uitbrei den,maar daar is het op dit ogenblik de gelegen heid niet voor.Ik zou naar een volgende vraag wil len overstappen:als bekend is dat er ongelijke deelname is en als in grote lijnen factoren be kend zijn die die ongelijke deelname aan het on derwijs hebben veroorzaaktwat kan een gemeente en wat kunnen andere overheden dan aan het ophef fen van die factoren doen?Dit is een cruciale vraag.In de literatuur zijn twee categorieën op lossingen bekend.De eerste houdt in dat er veel aan de specifieke onderwijssituatie kan worden gedaan; het is bekend dat er in Breda via de schooladviesdienst op dat gebied al iets gebeurt, maar er is nog meer mogelijk.Ten tweede moet wor den geconstateerd dat onderwijsvernieuwing of on-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 1328