16 SEPTEMBER 1976
1332
dens van voorkeur aangetoond, die erop neerkomt
dat het hogere milieu over het algemeen voor een
moeilijke studie kiest en dat in het lagere milieu
de voorkeur naar een meer op werken gerichte
schoolloopbaan uitgaat. In het rapport wordt niet
ingegaan op de daarachter liggende factoren, zo
als erfelijke eigenschappen, opleiding van de moe
der, interessen, motivatie, levensbeschouwingen
e.d. van het gezinsmilieu. Dergelijke factoren
zijn veel moeilijker na te gaan en het is daarom
volkomen begrijpelijk dat ze niet in dit rapport
zijn verwerkt.
De leerling van de leeftijd van twaalf tot
veertien jaar zal in het algemeen in het hoger en
middelbaar milieu thuis vader, moeder, groot
ouders de bereidheid en de kennis vinden om hem
bij moeilijkheden te helpen; ik denk daarbij bij
voorbeeld aan uitspraakverbetering en aan het op
stellen van een huiswerkschema. Dit is de belas
ting voor het gezin die in deze milieus als van
zelfsprekend wordt aanvaard. Ik heb echter goede
hoop dat steeds meer kinderen deze begeleiding
zullen krijgen, omdat de volgende generatie
ik doel op de kinderen van de leerlingen waar wij
het nu over hebben ouders krijgt die allen
twaalf jaar dagonderwijs hebben genoten.
Het percentage behaalde diploma's is vooral
wat de theoretische opleidingen betreft in het la
gere milieu minder groot dan in de andere groepen.
Gesignaleerd wordt echter ook dat het percentage
doublures bij het behalen van een diploma in het
lagere milieu minder groot is. Misschien kan hier
uit worden geconcludeerd dat een gedeelte wèl ge
motiveerd is en wèl doorzet. Een herhaling van
het hier ingestelde onderzoek is zeker aan te be
velen en zal waarschijnlijk een beeld van een ho
ger rendement te zien geven, aangezien de door
stromingsmogelijkheden door een grotere bekendheid
met de mammoetwet meer zullen worden benut. Ook
zullen verwachtingen en eisen door ervaring beter
gefundeerd zijn waardoor het schoolteam ook aan