16 SEPTEMBER 1976 1336 tweeërlei aard zijn. In de eerste plaats is naar de mening van de heer Welschen een oorzaak in het onderwijs zelf gelegen; dit is geen eenvoudige zaakf want de nota's die hierover zijn verschenen wijzen naar het jaar 2000 en geven aan dat er in de tijd tussen nu en 2000 enorm veel moet gebeu ren. Wij kunnen vaststellen dat de situatie op dit punt erg moeilijk is; in de nota's die ik hierover heb gelezen is dit altijd nog een kwestie van lange termijn. In de tweede plaats heeft de heer Welschen erop gewezen dat de motivatie ten aanzien van een keuze voor het hogere onderwijs in de lagere mil ieus minder sterk is dan in de andere milieus. Ik stip de motivatie aan omdat ik daarover al eens vaker allerlei vragen heb gesteld. Mijns inziens is de situatie ingewikkelder dan zij soms wordt voorgesteld. Ik heb uit eigen ervaring mogen on dervinden dat in vele milieus, die volgens de kwalificatie van de heer Welschen door een laag inkomen worden gekenmerkt, grote motivatie met betrekking tot de opleiding van de kinderen aan wezig is. In dit verband heeft de heer Welschen gezegd dat de werkelijke democratisering en de be trokkenheid van de burger bij het gehele maat schappelijk gebeuren van belang zijn. Op dit as pect van zijn betoog mag ik naar ik meen niet ant woorden, omdat inspraak, democratisering, partici patie etc. tot de portefeuille van de burgemeester behoren. Ik geloof dat daarover zelfs brede dis cussie naar aanleiding van een nota aan de gang is. De heer Welschen heeft gezegd dat ik er graag mee scherm dat het naar mijn mening gewenst is rap*- porten op te stellen waar men bestuurlijk steun aan heeft.Dit is naar ik meen een enigszins overdreven stellingomdat ik mij in die zin heb uitgelaten naar aanleiding van het denominatieonderzoekIk heb mij afgevraagd of de kosten die daaraan worden be steed nut hebben.In verband met het onderzoek naar de wijze waarop de scholen in Breda zich wat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 1336