16 SEPTEMBER 1976 1342 tot op vrij grote hoogte eens zijn; onze fracties formuleren een en ander echter anders dan de an dere fracties. Ik heb begrepen dat men een formu lering kan kiezen zoals wij hebben gebruikt, waarbij de raad als zijn mening uitspreekt wat er in de motie staat; aan de andere kant kan men zeggen dat er een goed rapport ter tafel ligt waar echter wat meer mee moet gebeuren, dat men ver trouwen in de wethouder en in het college heeft en dat men gelooft dat er dingen zullen gebeuren. Op beide manieren geeft men qua inhoud hetzelfde aan. De één heeft echter een duidelijke binding, een groot vertrouwen en de indruk dat de priori teiten gunstig liggen, terwijl de ander een beet je twijfel over de prioriteitenkeuze heeft en een enigszins harder verzoek doet. In ieder geval meen ik dat de C.D.A.-fractie en wij het over het feit dat de nota een vervolg moet hebben wel eens zi jn Wanneer ik reageer op de woorden van de heer Broeders, moet ik proberen de twee "poten" die ik in eerste termijn heb genoemd nog eens duidelijk te omschrijven. Naar onze mening moeten er van de kant van de sector onderwijs twee dingen worden gedaan om een gelijke deelname aan het onderwijs te realiseren. Deze twee dingen moeten hand in hand lopen; het ene is dat het onderwijs op zich zelf waar dat mogelijk en nodig is moet worden vernieuwd. Iedereen zal het ermee eens zijn dat een wethouder van onderwijs daarnaar moet stre ven, maar in een stad als Breda bestaat het ge vaar dat dit onmiddellijk wordt doorgeschoven naar de S.A.D., die zoals bekend goed werk doet maar die uiteraard niet het gehele onderwijsbe leid kan overnemen. De leden van het college be houden hun verantwoordelijkheid en moeten een be leid voeren. Er is nog een tweede richting waarin het college activiteiten moet entameren. Op grond van de thans beschikbare gegevens lijkt het duidelijk dat het bevorderen van de gelijke deelname aan

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 1342