16 SEPTEMBER 1976
1346
is, ligt deze daar.
De heer GIELEN: Dat staat er niet in, dus
daar kan ik niet over oordelen.
Mijn betoog vervolgend constateer ik dat er
in de motie een soort wantrouwen tegen de S.A.D.
en degenen die bij die dienst een bestuurlijke
functie vervullen, tot uiting komt. Ik vind dat de
betrokkenen keihard werken om iets aan de proble
men te doen. Op zijn minst een groot deel van de
C.D.A.-fractie waarschijnlijk alle leden van
deze fractie heeft er geen behoefte aan de mo
tie te ondersteunen.
De heer DEES: Enige jaren geleden heb ik bij
de algemene beschouwingen namens mijn fractie ge
zegd dat wij van mening zijn dat in het gemeente
lijk beleid grote aandacht moet worden besteed aan
de onderwijskansen voor de kinderen uit sociaal
zwakke milieus. In hetzelfde betoog heb ik toen
gezegd dat mijn fractie verheugd was over allerlei
activiteiten die op dat gebied in Breda werden on
dernomen
Ik zeg dit omdat er wat mij betreft geen en
kele twijfel aan hoeft te bestaan dat mijn frac
tie, evenals naar ik meen de gehele raad, vindt
dat deze aspecten een hoge prioriteit moeten heb
ben.
In de motie van de linkse partijen wordt
mijns inziens te weinig onderkend wat er op dit
terrein in Breda al in gang is gezet. De motie
doet de werkelijkheid wel enig onrecht aan.
Ook ik herinner mij de motie-Willemsdie
reeds eerder ter sprake is gebracht. Door de mo
tie-Willems wordt ten aanzien van een onderwijs-
stimuleringsbeleid en compensatiemethodes het
zwaartepunt van de beslissingen min of meer naar
de S.A.D. toe geschoven. Dat wil natuurlijk niet
zeggen dat de gemeente zelf geen eigen verantwoor
delijkheid meer heeft en dat van de kant van de
gemeente geen aandacht aan deze problematiek zou
mogen worden besteed, maar het gaat er primair om