16 SEPTEMBER 1976 1348 matiek voor waarmee scholen, bewoners en ook nog andere groepen te maken hebben en men kan zich voorstellen dat men in dit verband gaat zoeken naar nieuwe middelen die op dit ogenblik aanwezig zijn en waarvoor men in Den Haag subsidie kan aan vragen. Hier komt de gemeentelijke verantwoorde lijkheid in het geding. De middelen waar ik aan denk stimuleringsprojecten op scholen zijn niet in eerste instantie voor een S.A.D. wegge legd; zij vergen politieke uitspraken en de poli tieke wil om een en ander in Den Haag voor elkaar te krijgen en mensen die de problemen kunnen aan pakken naar Breda te halen. Dat zulke maatregelen nodig zijn, blijkt keer op keer opnieuw in de wij ken van Breda. Ik wil er nog op wijzen dat de wethouder van avond eigenlijk voor de eerste keer heeft uiteen gezet wat voor beleid er op het gebied van zijn portefeuille nu precies wordt gevoerd. In de afge lopen twee jaar dat we nu in de raad zitten heb ben we steeds gevraagd wat er nu vanuit de direc te verantwoordelijkheid van de wethouder en vanuit het bureau onderwijs ten opzichte van de kansarmen werd ondernomen. Daarop hebben we eigenlijk nooit een antwoord gekregen; dat werd steeds verschoven naar de S.A.D. Als de heer Dees zegt dat de motie de werkelijkheid geweld aandoet, moeten wij van onze kant zeggen dat wij nooit inzicht in de wer kelijkheid hebben gekregen. We hebben wel inzicht in de werkelijkheid door contacten met het veld en De heer DEES: Ik stel voor dat er dan eerst eens over die werkelijkheid wordt gesproken en dat er bijvoorbeeld in de commissie onderwijs eerst eens wordt geïnventariseerd wat er op dit gebied wordt gedaan, voordat men conclusies trekt. De heer HENDRIKSENDan zou u eigenlijk de motie moeten ondertekenen, want daarin wordt niets anders gevraagd. In de motie wordt gevraagd om een nota waarin wordt aangegeven op welke manieren

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 1348