1349
16 SEPTEMBER 1976
de gemeente aan de problematiek van de kansarmen
kan werken. Er zijn allerlei activiteiten ontplooid
die ons onduidelijk zijn. Er ligt een toezegging
van de wethouder dat hij zal bekijken of er mis
schien aan ons vertrouwelijke informatie kan wor
den gegeven, opdat een en ander in vertrouwelijk
heid kan worden besproken. Dit alles blijft echter
zó vaag, dat wij op het ogenblik niet exact kunnen
zeggen wat de werkelijkheid is en welke beleids
voornemens men op basis van de werkelijkheid zou
moeten nemen. De enige die dit thans kan overzien
is de wethouder en wij vinden dat de gegevens op
tafel moeten komen, opdat men gezamenlijk kan na
gaan wat er gebeurt, wat de taken van de S.A.D.
en wat de taken van het bureau onderwijs en de wet
houder zijn en hoe die taken worden uitgevoerd.
Op basis daarvan kan men dan gaan praten over de
vraag wat er in bepaalde situaties verder zou moe
ten gebeuren.
Tot mijn grote spijt heeft de heer Gielen ge
zegd dat hij bij ons een wantrouwen jegens de S.A.D.
voelde. Het afgelopen jaar is daar ettelijke keren
over gepraat en we moeten kennelijk iedere keer
weer zeggen dat we bewondering hebben voor wat de
S.A.D. doet. Dit ontslaat ons echter niet van de
verantwoordelijkheid om er uiting aan te geven als
wij kritiek hebben op de S.A.D. Ik had bijna ge
zegd: "kritiek op het C.D.A." en daar ben ik op
dit ogenblik trouwens ook mee bezig! Naast mij
wordt gezegd dat het veel op elkaar lijkt, maar dat
betwijfel ik toch wel een beetje! Het is duidelijk
dat de S.A.D. goed werk doet maar men kan er over
discussiëren of de prioriteitstelling wel goed is.
Deze vraag kwam ook weer aan de orde bij de laat
ste voorstellen van de S.A.D. ten aanzien van de
begroting. Enerzijds is er maatschappelijk werk,
gekoppeld aan de S.A.D., nodig om in de intensief
begeleide situaties extra hulpkrachten te kunnen
inzetten voor speciaal soort werk; aan de andere
kant ligt er een claim van de S.A.D. voor een be
leidsmedewerker. Bij de S.A.D.bij het college en