16 SEPTEMBER 1976 1364 de voorstellen zou zijn. Thans is het voor mij enigszins moeilijk geweest met het voorstel te werken, zoals zal blijken uit een motie die ik straks zal indienen. Als de G.G. en G.D. zal worden opgeheven en in de stadsgewestelijke gezondheidsdienst zal op gaan, wat blijft dan de invloed van het gemeente raadslid en via hem van de bewoners van Breda - op de stadsgewestelijke gezondheidsdienst? Ik doel hier niet zo zeer op de bestuurlijke verantwoorde lijkheid, omdat deze duidelijk is. Men mag ver wachten dat de wethouder tot lid van de bestuurs commissie zal worden benoemd. Wij vragen ons nu af of in de toekomst over zakende gezondheids zorg betreffende, in de commissie voor maatschap pelijke dienstverlening, sociale zaken en volks gezondheid en eventueel ook in de gemeenteraad met de wethouder kan worden gesproken, of dat dit via het gewest moet verlopen. Wij zouden het betreuren als het niet meer mogelijk zou zijn in de gemeen teraad of in de commissie aangelegenheden met be trekking tot de gezondheidsdienst aan de orde te stellen De wethouder maakt deel uit van de commissie die het voorstel heeft opgesteld en ik zou hem dan ook willen vragen q? grond van welke motieven in artikel 4, lid 4, van de ontwerp-verordening ten aanzien van de bestuurscommissie is opgenomen dat de vergaderingen in beslotenheid plaatsvinden. Op blz. 3 van het rapport staat dat het om de bereik baarheid van de gezondheidszorg voor de gehele be volking gaat en ik meen dat openbaarheid de be trokkenheid van de bevolking bevordert. Daar komt nog bij dat artikel 61 van de gemeentewet, op grond waarvan de bestuurscommissie wordt ingesteld juist is bedoeld om ervoor te zorgen dat de bur gers nauwer bij het bestuur worden betrokken. Als men dan ook de vergaderingen van de bestuurscommis sie niet openbaar maakt, belemmert men een moge lijkheid tot bevordering van de betrokkenheid. Over openbaarheid bestaan allerlei verschil-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 1364