5 FEBRUARI 1976 136 zij doorstroming aan ruimte vrijkomt en in hoeverre die ruimte ten goede komt aan de mensen die naar onze mening de meeste rechten hebben. De opmerkingen van de heer Ten Wolde vind ik eerlijk gezegd enigszins lachwekkend. Ik geloof dat wij het volste recht hebben om punten die wij in de commissievergadering niet hebben genoemd maar die in het proces daarna aan de orde zijn geweest ik denk aan de verkeerssituatie nu in de raad te berde te brengen. Ik geloof niet dat wij hier in de raad een schimmenspel moeten opvoeren en alleen maar opmerkingen die in de commissie zijn gemaakt moeten herhalen. Wij hebben mijns inziens het vol ste recht om nieuwe argumenten toe te voegen aan de bestaande De heer VAN DUIJL:Ik wil een korte reactie ge ven. In de eerste plaats kan de heer Beckers kenne lijk geen cijfers lezen. Ik wijs erop dat hij regel matig cijfers krijgt omtrent hetgeen er in Breda op het gebied van de woningbouw gebeurt, zodat hij niet aan de wethouder hoeft te vragen welke cijfers er zijn. In de tweede plaats kan de heer Beckers blijkbaar slecht luisteren. Als hij uit mijn woor den heeft opgemaakt dat ik een pleidooi voor een selecte groep heb gehouden, heeft hij zich vergist, want dat heb ik niet gedaan. Ik heb alleen gezegd dat het college de zorg heeft voor alle mensen die wonen en wensen te wonen, en niet alleen voor één groepering. Wethouder VAN DUN: Ik moet eerlijk zeggen dat ik de opmerkingen van de heer Beckers beneden de maat vind. Bij de behandeling van dit agendapunt zegt hij tussen neus en lippen door dat het college zou hebben gefaald in de huisvesting van de laagst betaalden. Hoewel wij de raad daarmee ophouden, wil ik daarover graag nog eens met hem in een openbaar debat spreken. Ik geef de heer Beckers toe dat de totale woningproduktie in Breda door het gebrek aan grond de laatste jaren is verminderd. Het is duide-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 136