1371 16 SEPTEMBER 1976 lijk het een en ander gebeuren en het is nodig dat in eerste instantie op gang te brengen en vervol gens in het oog te houden. Van de kant van de raad wordt er mijns inziens terecht voor gepleit de ge beurtenissen, zeker in het begin, te blijven vol gen. Ik meen dat dit met enigszins afnemende inten siteit zal moeten gebeuren. Ik geloof overigens maar ik weet dat niet zeker dat de raad altijd het budgetrecht behoudt, zodat er toch al een ogen blik is waarop in de raad over deze materie moet worden gesproken. Ik geloof niet dat het erop uit zal draaien dat wij in elke commissievergadering met raadsvoorstellen komen, want dat is natuurlijk wel voorbij. De plaats waar uiteindelijk over ge zondheidszaken zal moeten worden gesproken, is de bestuurscommissie van de stadsgewestraaddie op haar beurt verantwoording schuldig is aan de ge westraad zelf. De heer Oomen heeft een vraag gesteld die ik wel had verwacht, omdat bij de voorbereidende be sprekingen over deze materie het raadslid de heer Welschen hetzelfde aan de orde had gesteld. Gevraagd is namelijk waarom de vergaderingen van de bestuurs commissie niet openbaar zijn. Dit punt is in de voorbereidingscommissie ter sprake geweest en de commissie was van oordeel dat de bestuurscommissie een verlengstuk van het dagelijks bestuur is, een constatering die overigens voor elke bestuurscom missie geldt. Het dagelijks bestuur vergadert niet in het openbaar en derhalve het is misschien formeel maar wèl logisch vergadert de bestuurs commissie ook niet in het openbaar. De heer OOMEN: Zou u willen ingaan op de op merkingen die ik heb gemaakt? Waarom? Wethouder DE RAAFF: Ik bestrijd de opmerkin gen van de heer Oomen niet; ik verklaar hoe deze bepaling in de verordening is gekomen en welk ar gument daarvoor heeft gegolden. In de commissie heeft het zojuist genoemde argument gegolden. De heer Welschen heeft gezegd dat hij het daar niet

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 1371