16 SEPTEMBER 1976 1374 worden overzien en de mentaliteit meer in de rich ting van openbare gezondheidszorg gaat, ook aan de andere taken zullen gaan deelnemen, zodat de burgers van die gemeenten ook van alle tot stand te brengen voorzieningen kunnen profiteren. De VOORZITTER: Dames en heren. Voor een goed begrip wijs ik erop dat op blz. 3 van het voorstel van burgemeesteer en wethouders wordt verwezen naar het ontwerp op blz. 18, 19 en 20 van het rapport betreffende de gezondheidsdienst stadsgewest Breda. Aan de raad wordt dus voorge steld het in dit rapport vermelde besluit te ne men. Het besluit komt neer op een aanvulling van het bekende artikel 4 en de vaststelling van de paragraaf waarin de gezondheidsdienst stadsgewest Breda verder wordt omschreven. De overige beslui ten bijvoorbeeld betreffende de ontwerp-veror- dening ten aanzien van de bestuurscommissie op blz. 28, waar ook de beslotenheid aan de orde is zijn door de gewestraad genomen. Ik geloof dat deze toelichting vereist is, omdat u moet weten wat er wordt besloten. Op de bladzijden 18, 19 en 20 staat dus een ontwerp-besluit voor de ge meenteraden. De heer OOMENDoor de veelheid van opmerkin gen is de wethouder niet ingegaan op mijn vragen over de RIAGG. Ik heb gevraagd hoe ver de bespre kingen daarover bij het gewest gevorderd zijn. Op de tweede plaats wil ik nog een opmerking over de raadscommissie voor de volksgezondheid maken. Op dit ogenblik heeft de G.G. en G.D. in Breda samenwerkingsverbanden op allerlei terreinen met instanties die onder de gemeentelijke verant woordelijkheid vallen of die althans van de ge meente subsidie ontvangen. Ik noem in dit verband het drugbeleid, de samenwerking met het J.A.C. en het C.A.D. Mijn vraag ten aanzien van de commissie is tweeledig. In de eerste plaats vraag ik de aan dacht voor de verantwoordelijkheid van de commis sie voor de aangelegenheden die met gemeentelijke

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 1374