16 SEPTEMBER 1976 1382 verband houdt, is ingebed in de moederregeling. Het is bekend hoe een begroting of een rekening moet worden behandeld en welke mensen daarbij functioneren. Dat er, zoals de heer De Raaff dui delijk heeft gezegd, informatie moet worden ver strekt, is niet aan twijfel onderhevig. Ik zal de "boodschap" van de heer Dees aan het dagelijks bestuur van het stadsgewest overbrengen, in de verwachting dat daar iets van terecht zal komen. De heer OOMEN: Mijnheer de voorzitter. U hebt een toezegging gedaan, die naar ik hoop gestalte zal krijgen in de vorm van een stuk over de open baarheid bij dergelijke structuren ten principale, dat in het gewest zal worden behandeld. Ik ben zeer verheugd met deze toezegging en ik wil mijn motie dan ook bij dezen intrekken. Ingetrokken zijnde maakt de motie van de heer Oomen geen onderwerp van beraadslaging meer uit Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. De VOORZITTER: De raad heeft zojuist een ui terst belangrijke beslissing genomen. Veel dank voor al degenen in het bijzonder ook de heer De Raaff die in dezen een grote hoeveelheid werk hebben verzet! 29. bijlage nr. 295 PREADVIES VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS IN ZAKE DE CONCEPT-GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING "WOONWAGENSCHAP BREDA". (R) De heer KOERTSHUIS: De V.V.D-fractie en ik persoonlijk voelen ons bijzonder gelukkig omdat wij vanavond in de gemeenteraad van Breda op diep gaande wijze kunnen spreken over de positie van woonwagenbewoners en in het bijzonder over het woonwagencentrum te Breda. Ik zou willen beginnen met het maken van algemene opmerkingen over de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 1382