16 SEPTEMBER 1976
1384
2. Een tweede opvallend aspect is de leef
baarheid op een woonwagencentrum. Men woont daar
in een getto en de bewoners ondervinden alle nade
lige gevolgen van dien. Ze zijn het getto zat.
Als wij in deze raad over kansarme groepen van de
Bredase bevolking praten, dan durf ik te stellen
dat de bewoners van ons eigen centrum het meest
kansarm zijn. Wie eenmaal op een woonwagenkamp
is geboren, komt er nooit meer van af. Dit houdt
in dat de ontwikkelingsmogelijkheden en de moge
lijkheden die de samenleving ons biedt in de mees
te opzichten voor de woonwagenbewoners zijn afge
grendeld. Aan het bevorderen van het maatschappe
lijk welzijn van woonwagenmensen wordt weinig of
niets gedaan in verhouding tot de activiteiten op
dat gebied in de normale samenleving. Dat geldt
ook voor Breda. Op de concrete leefbaarheid op
het Bredase kamp kom ik straks nog terug.
3. Een derde punt dat opvalt is de zeer ne
gatieve houding en de negatieve publiciteit van
uit de sedentaire maatschappij ten aanzien van
mensen die in woonwagens wonen. Er bestaan bij
de meeste Nederlanders misvattingen en vooroorde
len over de woonwagenbevolking. Men schrijft be
paalde gedrags- en persoonlijkheidskenmerken aan
deze groep toe: zo zijn het de woonwagenbewoners
die altijd moeilijkheden maken, zij willen niet
werken en steken zelfs hun eigen wagen in brand!
Men vindt het vanzelfsprekend dat woonwagenbewo
ners dieven zijn. Zij leven van de bijstand en
dat is nu eenmaal een slechte eigenschap!
Deze beeldvorming wordt nog eens versterkt
door de overwegend negatieve berichtgeving in de
pers. Ter adstructie: men stelle zich eens voor
wat de reactie van een bepaalde Bredase wijk zal
zijn als deze gemeenteraad zou besluiten in die
wijk een klein woonwagenkamp al was het maar
voor enkele gezinnen te vestigen. Een ander
voorbeeld: er zijn genoeg reacties bekend van
scholen en ouders van kinderen op de komst van
een enkel woonwagenkind van bijvoorbeeld zes of