16 SEPTEMBER 1976
1388
de raad toch in meerderheid anders besloten. Wij
plaatsen achter de werkelijke intenties van de om
liggende gemeenten de nodige vraagtekens.
Wanneer ik over het slecht functioneren van
het huidige bestuur en de regeling spreek, wil ik
enkele concrete voorbeelden noemen.
1In artikel 1 van de huidige regeling staat
dat de standplaats te Breda bestemd is voor ten
hoogste 90 wagens. Al jaren staan er vele meer,
op het ogenblik ongeveer 135.
2. In artikel 3 van de regeling staat dat de
regeling tot doel heeft te voorzien in de behoef
te aan een aan eisen van ruimte en gerief behoor
lijk beantwoordende openbare staanplaats voor
woonwagens. Conclusie: het voorzieningenpeil in
Breda is zonder meer slecht. In 1971 heb ik als
lid van deze raad enkele vragen gesteld over de
slechte toestand en het slechte voorzieningenpeil
van het Bredase kamp.
3. De minister van C.R.M. heeft onlangs het
bestuur van de gemeenschappelijke regeling er
schriftelijk op gewezen dat er op het kamp nog al
lerlei primaire voorzieningen ontbreken, waarbij
hij opmerkte dat het kamp niet aan de minimale
eisen voldeed.
4. De vorige maand heb ik contact gehad met
het ministerie van C.R.M. over het Bredase woon
wagenkamp. Mij is toen medegedeeld dat het centrum
te Breda verreweg het slechtst verzorgde centrum
in de provincie Noord-Brabant is. Dit centrum werd
in verhouding tot andere centra afgeschilderd als
een noodsituatie en onze regio werd genoemd als
het gebied waar de decentralisatie het minst ver
is gevorderd.
Op blz. 4 van het preadvies staat: "Gelet op
het feit dat de spreidingspogingen al een lange
geschiedenis hebben en gelet op de nijpende nood
op het Bredase Centrum, achten wij een lange duur
van de procedure niet verantwoord. In het andere
geval zullen wij in ernstige overweging moeten
nemen of niet moet worden besloten de deelname aan