16 SEPTEMBER 1976
1396
woonwagenkind dat naar een andere stad was ver
huisd en dat van de school van het woonwagenkamp
naar een andere school moest worden overgeheveld;
het oudercomité, het schoolbestuur en het hoofd
der school weigeren echter het kind te accepteren.
Deze situatie heeft al een jaar geduurd. Verleden
jaar is het gezin verhuisd, maar het kind heeft
nog steeds geen onderwijs genoten omdat het
schoolbestuur, het schoolhoofd en het oudercomité
gewoon weigeren het op de school te aanvaarden.
Ik vind het bij de beesten af dat dergelijke din
gen in 1976 nog steeds gebeuren.
Als zoiets nu nog op één plaats gebeurde,
was het misschien nog zo erg niet, maar ik heb het
gevoel dat de antipathie en de afkeer ten opzich
te van de woonwagenbewoners vrij algemeen zijn.
Ik ben al vijf jaar met decentralisatieplannen be
zig en ik heb geconstateerd dat het verschrikke
lijk veel moeite kost het denkbeeld dat ieder zijn
eigen verantwoordelijkheid moet dragen, gemeen
goed te laten worden. In het raadsstuk staat dat
de zestien andere gemeenten alle in principe te
kennen hebben gegeven dat ze vóór het spreidings
plan zijn. Wanneer een gemeente echter in princi
pe met het spreidingsplan akkoord gaat, betekent
dat niet dat zij ermee akkoord gaat dat er een
kamp in haar gebied wordt ingericht. Er moet wor
den gespreid, maar dan wèl in een andere gemeente!
Dat is althans het standpunt van sommige gemeen
ten die deze visie duidelijk laten horen, wat dan
natuurlijk nog betrekkelijk eerlijk is. Totnogtoe
hebben we geprobeerd door overleg en door overre
ding de verantwoordelijkheid die elke gemeente
ten aanzien van de woonwagenbewoners draagt gemeen
goed te doen worden. Op het ogenblik zijn we dan
zo ver dat er principeverklaringen liggen, waar
mee al een stap vooruit is gezet.
Op grond daarvan konden wij de tweede stap
ondernemen door naar wijziging van de gemeenschap
pelijke regeling te streven. Zoals de regeling
thans luidt, kan er in het betrokken gebied