16 SEPTEMBER 1976
1398
gemeenschappelijke regeling komen. Daarvoor zijn
mijns inziens sterke argumenten aanwezig.
De regeling die ter tafel ligt is naar mijn
mening op zichzelf goed, aangezien daarin in
spreiding wordt voorzien. Als voldoende gemeenten
deze nieuwe regeling onderschrijven, kan tot
spreiding worden gekomen. Op de tweede plaats
wordt in enkele artikelen van de nieuwe gemeen
schappelijke regeling bepaald dat op zekere tijd
stippen aan zekere voorwaarden moet worden vol
daan. Zelfs als voldoende gemeenten de nieuwe ge
meenschappelijke regeling zouden willen onderte
kenen, dan kan een gemeente er nog steeds worden
"uitgegooid" omdat zij binnen bepaalde termijnen
een plaats moet aanwijzen en voor een bestemmings
planwijziging moet zorgen om de inrichting van
een woonwagencentrum mogelijk te maken. Indien
een gemeente te dien aanzien in gebreke blijft,
wordt zij geacht niet aan de verplichtingen van
de nieuwe gemeenschappelijke regeling te voldoen
en wordt zij uit de regeling gezet. Dit betekent
dat de betrokken gemeente niet langer voldoet aan
de in artikel 2 van de woonwagenwet omschreven
verplichtingen tot het aanwijzen van standplaatsen
via een gemeenschappelijke regeling, zodat een in
dividuele verplichting tot het creëren van stand
plaatsen geldt. Er is dus wel een stok achter de
deur
Dit neemt overigens niet weg dat er toch kan
worden getraineerd. In dit verband is het door de
heer Koertshuis en enkele andere leden ingediende
amendement een riem onder mijn hart. Volgens dit
amendement zou aan het ontwerp-besluit moeten
worden toegevoegd:
"2. aan de minister van Cultuur, Recreatie
en Maatschappelijk Werk te verzoeken, arti
kel 11leden twee tot en met vier van de
wet gemeenschappelijke regelingen, t.w. op
legging van een regeling door Provinciale
Staten, te doen toepassen, indien 6 maanden
na de datum van toezending door het bestuur