16 SEPTEMBER 1976 1400 hanteren. De commissie die in dit verband is in gesteld is er van uitgegaan dat Breda, gezien de ruimte die op het kamp aan de Terheijdenseweg aan wezig is, 60 staanplaatsen voor zijn rekening zou kunnen nemen, zonder in conflict te komen met de ruimte die op het ogenblik voor een redelijke staanplaats nodig wordt geacht. Er resteren dan nog 120 plaatsen voor de andere deelnemende ge meenten. Als men dit aantal plaatsen met 1500 ver menigvuldigt, komt de uitkomst overeen met het aantal inwoners. Op die manier is de norm ont staan, waarbij elke gemeente wordt geacht per 1500 inwoners één woonwagengezin te kunnen opvan gen. Een en ander houdt overigens niet in dat het aantal van 60 wagens ten eeuwigen dage vast staat en dat daar niet meer over zou kunnen worden ge sproken De heer JONGENEEL: Ik denk dat er een misvat ting in het spel is. Ik heb volstrekt niets op het aantal van 60 tegen, maar ik heb er bezwaar tegen dat zonder meer wordt bepaald dat het kamp op deze plaats moet liggen, zonder dat nader wordt bekeken of men in Breda nog een vorm van spreiding moet toepassen. Wethouder DE RAAFF: Ik geloof dat ik de heer Jongeneel goed begrijp. Het is niet fout dat het er staat, het is alleen de vraag of het ten eeu wigen dage zo moet blijven staan. Met nadruk wil ik hier zeggen dat dit punt open moet blijven, hetgeen inhoudt dat er over moet kunnen worden ge sproken. We moeten echter ook met twee benen op de grond blijven en bedenken dat er op het ogen blik 135 woonwagens staan: het zal een duivelse toer zijn dat aantal terug te brengen. Ik ben dan ook nog niet zo ver dat ik concludeer dat er een kamp van 60 wagens of bijvoorbeeld twee kampen van 30 wagens moeten komen. Op dit ogenblik hebben we naar mijn mening, gezien de problematiek die wij moeten oplossen, nog tijd genoeg om dat vraag stuk te beoordelen. Men moet er overigens van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 1400